Harry Mulisch
Nederlands schrijver (1927–2010)
Harry Mulisch (1927 - 2010) was een Nederlands schrijver.
- „Schrijvers zijn degenen die met de taal omgaan. Het is volgens mij dan ook beter dat schrijvers zich over de taal buigen dan een stel taalkundigen. Je laat politicologen toch ook geen politiek bedrijven?”
- Bron: In 1995 in diverse kranten verschenen interview n.a.v. de in dat jaar doorgevoerde nieuwe spelling.
- Aanhaling(en): Marc van Oostendorp, De nederlandse spellingchaos, in: Neerlandistiek, 10 november 2002
Marc van Oostendorp,Het Groene Boekje dient te worden afgeschaft, 14 november 2002
Marc van Oostendorp, Heb je nou je zin! Een zoektocht naar de mooiste, langste, diepste en laatste zinnen, ISBN 9789035137868, 2013, p. 145-146
Manifesten, 1958
bewerken- „Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.”
- Bron: Harry Mulisch, Manifesten, Heijnis, Zaandijk, 1958
- Aanhaling(en): Eric Bor, Mulisch’ meerduidigheid in Het Stenen Bruidsbed , Spektator. Jaargang 4. H.D. Tjeenk Willink, Groningen 1974-1975, p. 124.
Het stenen bruidsbed, 1958
bewerken- „Tussen de massacres van de Hunnen en de koncentratiekampen van Hitler is geen tijd verstreken. Zij liggen naast elkaar op de bodem van de eeuwigheid. Hij dacht, en daar ligt Dresden.”
- Bron: Het stenen bruidsbed, 1958,
- Aanhaling(en): Hugo Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam. 2006, p. 71
- „Waarom was Nero Nero? Omdat Nero Nero was.”
- Bron: Harry Mulisch, Het stenen bruidsbed, De Bezige Bij, Amsterdam, 2009, p. 106.
- Aanhaling(en): Interview met Willem Groeneveld, boekenfans.wordpress.com
De zaak 40/61, 1961
bewerken- „Van de misdaden, die in Hitlers machtsbereik gepleegd zijn, zeggen de neo-nazi’s (niet Eichmann): Het zijn leugens. De Duitsers zeggen: Het waren de nazi’s. De Europeanen zeggen: Het waren de Duitsers. De Amerikanen zeggen: Het waren de Europeanen. De Aziaten en Afrikanen zeggen: Het waren de blanken. En eens zal men zeggen: Het waren mensen.”
- Bron: De zaak 40/61, reportage voor weekblad Elsevier, Uitgeverij Bezige Bij, 1961
- Aanhaling(en): Eindpunt of tussenstation: gids Nationaal Monument Kamp Vught, Nationaal Monument Kamp Vught, 2002, ISBN 90-803199-3-7, p. 63.
- „De mens is geen gegevenheid, maar een mogelijkheid - tot alles. Dat is natuurlijk ook zijn grootheid, maar dat is niet ons onderwerp. Ons onderwerp is de keerzijde van zijn grootheid. Daarmee wordt Eichmann niet tóch weer iets groots, niet een 'Antichrist' of een 'Djenghiz Khan', maar het tegendeel nu juist van 'grootheid': kleinheid. Eichmann als de kleinste mens — met dat portret komen wij het dichtst bij de gelijkenis. En hij kon zo klein zijn omdat de techniek zo groot was: de spoorwegen, de administratie, de gaskamers, de crematoria.”
- Bron: Harry Mulisch, De zaak 40/61
- Aanhaling(en): Hugo Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam. 2006, p. 71
- Hiermee verwoordt Mulisch zijn opvatting dat de mensheid door zich over te leveren aan de techniek haar eigen ondergang in gang heeft gezet.
De verteller verteld, 1971
bewerken- „Men voelt zich soms een acrobaat, wiens prestaties beoordeeld worden door leden van het plaatselijk reumacentrum.”
- Bron: Harry Mulisch, De verteller verteld, 1971.
- Aanhaling(en): De nobele kunst van beledigen, Leidsch Dagblad, 23 november 1983.
De ontdekking van de hemel, 1992
bewerken- „Met hun Baconiaanse beheersing van de natuur zullen de mensen uiteindelijk zichzelf nucleair opstoken, verbranden via het gat dat zij in de ozonlaag hebben geslagen, oplossen in de zure regen, braden in het broeikaseffect, elkaar dooddrukken door hun aantal, zichzelf ophangen aan de dubbele Helix van het dna, stikken in hun eigen asfalt. De hel zal losbreken op aarde en de mensen zullen nog wel eens terugdenken aan onze goede oude tijd toen zij nog naar ons luisterden.”
- Bron: De ontdekking van de hemel, 1992
- Aanhaling(en): Frankenstein revisited, NRC Handelsblad, 2 september 2000
Hugo Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam. 2006, p. 72