Matthijs Maris: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
FotoDutch (overleg | bijdragen)
FotoDutch (overleg | bijdragen)
Regel 139:
| aangehaald = {{aut|Karina Foppele}}, [https://www.academia.edu/35783658/Matthijs_Maris_opvatting_van_de_schilderkunst_theorie_en_praktijk ''Matthijs Maris' opvatting van de schilderkunst: theorie en praktijk''], scriptie kunstgeschiedenis student.nr. 10289607, 2017; Faculteit Geesteswetenschappen Afdeling Kunstgeschiedenis, p. 29
| opmerking = Lodewijk van Deyssel beschreef in 1908 in extatisch woorden zijn bezoek in het atelier van Matthijs Maris in Londen, 1894
}}
 
{{Citaat
| tekst = maar in 't prachtig-atelier, een héél huis [..] dat Cortier (later Wisselingh), hem gaf, kon hij niet werken: "in die vergulde kooi ga 'k dood!" zei hij. Zoo leeft dat kleine uitgedroogde manneke, Thijs, nu in 't groote Londen, ergens in een buitenwijk op een kamertje. Leeft er in zijn gedachtenwereld. Beeldt vagelijk zijn gedachten-wereld-wezens op 't doek die wij zien als ijle, teere [[w:Beatrice Portinari|Beatrice-prinsessen]]. Droomerige sproken van etherisch wonderbaarlijke wezens.
| bron = {{aut|Willem Maris}}, in gesprekken met C. Harms Tiepen, gedurende 1908
| aangehaald = {{aut|C. Harms Tiepen}}, in [https://rkd.nl/nl/explore/excerpts/record?filters%5Bnaam_overig%5D=Harms+Tiepen%2C+C.&query=&start=0 '' 'Willem Maris' herinneringen''], Den Haag 1910
| opmerking = [[w:Willem Maris (kunstschilder)|Willem Maris]] was de jongste broer van de drie broers Maris. Cortier was jarenlang een kunsthandelaar van Matthijs Maris, tot deze in 1887 definitief met hem brak. Kunsthandelaar Wisselingh liet hem veel vrijer en steunde hem financieel vanaf die tijd en hielp hem aan woning & atelier
}}
 
{{Citaat
| tekst = Zoo leeft hij in de eenzaamheid van zijn kamertje, schilderend alleen als hij 'r drang toe voelt. Soms blijft een doek, bijna àf, jaren staan. De handelswaarde van zijn schilderijen weet hij niet - kan hem niet schelen - Londen kent-ie niet. Voor één heeft hij geweldig ontzag: zijn kunsthandelaar. Die bedèrft hem, meende hij steeds. 't Maakt hem wanhopig - heel voorzichtig moet 't geld aan zijn huisjuffrouw gegeven [..] want krijgt hij 't zelf in handen dan gaat het oogenblikkelijk retour of naar een of anderen armen drommel. "Broodschilders!" heeft hij ons genoemd.
| bron = {{aut|Willem Maris}}, in gesprekken met C. Harms Tiepen, gedurende 1908
| aangehaald = {{aut|C. Harms Tiepen}}, in [https://rkd.nl/nl/explore/excerpts/record?filters%5Bnaam_overig%5D=Harms+Tiepen%2C+C.&query=&start=0 '' 'Willem Maris' herinneringen''], Den Haag 1910
| opmerking = Zo keek Matthijs ook op zichzelf gedurende zijn schilderjaren tot c. 1887 terug: als "broodschilder". Broer Willem beschrijft hier zijn broer wel erg naïef af, want Matthijs wist wel degelijk van de hoge prijzen van zijn werk, in de latere jaren
}}