| tekst = Zij..ik heb niets anders zitten maken als steenen. [..] nu ga ik allemaal mooie schilderijen maken. Ze hebben van mij mooie schilderijen willen zien en ik heb ze nog niet kunnen maken, [..]de eene illusie verdwijnt voor de andere, ik heb allesde inkoude dewerkelijkheid kagchelgemaakt gestopten [ik heb de waarheid gemaakt..] Is er een waarheid, ikde zitkoude erwerkelijkheid mijnis tijdook opeen tewaarheid, verknoeien.wat daartusschen lag, was baroque conventie.
| bron = {{aut|Matthijs Maris}}, brief, 20 mei 1867, aan M.M. aan Goossens (van Eijndhove)
| opmerking = Dit schreef hij vier jaar na het maken van zijn [https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Bestand:Stadsgezicht_Matthijs_Maris_1863.jpg 'Stadsgezicht'], dat hij in 1865 inzondhad ingezonden voor de [[w:Tentoonstelling van Levende Meesters|Tentoonstelling van Levende Meesters]] te Amsterdam. In het Handelsblad werd er zware kritiek op geleverd; twee jaar lang durfde hij geen werken meer in te zenden