Jan Veth: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
FotoDutch (overleg | bijdragen)
citaat, zomer 1886
FotoDutch (overleg | bijdragen)
nieuw citaat, 1900
Regel 17:
 
==Citaten van Jan Veth - chronologisch==
===Citaten, tot 1900===
 
{{Citaat
| tekst = Ik zou toch heusch wel zin hebben, om landschapschilder te worden. Als ik dit zeg, zet mijnheer Allebeé [directeur van de Rijksacademie, Amsterdam] een zuur gezicht. "Waar blijf je dan met je litteratuur?" zei hij mij eens. Maar dat is gek en doet niets ter zake. Maar om een goed landschapschilder te worden, moet men zoo verbazend veel, jaar in jaar uit, in de natuur gezeten hebben, om wat te leveren; en ik wil toch zooveel anders en... ach nog zoo weinig.
Regel 100:
| opmerking = Vanaf die tijd heeft Veth portretten in de litho-techniek gemaakt - o. a. een vroeg portret-in-litho van [https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Zwart-wit_litho_portret_van_professor_P.J._Veth_op_77-jarige_leeftijd,_KITLV_52V13.tiffprofessor P.J. Veth op 77-jarige leeftijd], in 1891. Hij begon al vanaf 1890 de reeks "Bekende Tijdgenooten" in ''Het Weekblad'' dat later werd omgezet in [[w:De Kroniek|''De Kroniek'']]
}}
 
===Citaten, vanaf 1900===
{{Citaat
| tekst = De kritiek in ''De Rotterdammer'', heeft mij geamuzeerd [..] Ik wil het bezonkene, het blijvende in een persoon uitdrukken, en hij [de recensent] zegt dat ik streef naar de momentopname. Ik zoek het uitgestrekene, stille, verdiepte en hij zegt dat ik datgene wat saute aux yeux [voor de hand ligt] geef. [..] Wat er aan mijn werk mankeert weet ik beter dan iemand anders, maar ik weet ook zeer wel waar ik heen moet.
| bron = {{aut|Jan Veth}}, brief april 1900, aan onbekend
| aangehaald = {{aut|Johan Huizinga}}, [https://www.dbnl.org/tekst/huiz003verz07_01/huiz003verz07_01_0045.php#822 'De portretschilder II'], in ''Verzamelde werken. Deel 6. Biografie'', uitgeverij Tjeenk Willink & Zoon, Haarlem 1950, p. 388
| opmerking = De kunstrecensent Berckenhoff deed in zijn artikel alsof Veth iets heel gecompliceerds had uitgevonden, wat Veth zelf zag als het volgen van de oude schilders. Jan Veth noemde daarbij als zijn voorbeelden Piero della Francesca, Albrecht Dürer, Holbein, Clouet, en Ingres
}}
 
{{Citaat