Gerard Bilders: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k [..] |
|||
Regel 14:
===1850-1860===
{{Citaat
| tekst = Gij, die dit nooit hebt gezien, gij, die u ter rust begeeft, wanneer de maan aan den hemel verschijnt, sta op, wandel en zie! en gij zult meer en meer doordrongen worden van de schoonheden der natuur en van de majesteit Gods! Wat is het heerlijk, de dennen verlicht te zien door de vurige stralen der dalende zon! hoe purperrood zijn dan hunne stammen, hoe schoon hunne mannelijke kruinen! En die grootsche eiken! Maar, ach! die natuurtooneelen zijn niet te beschrijven, zij zijn slechts te gevoelen
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, dagboek-aantekening, circa 1853
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 1 (tweede druk)]
Regel 42:
{{Citaat
| tekst = Hoe heerlijk zijn die Zwitsersche meeren! Ze zijn zoo ruim, en men ademt er zoo vrij [..]
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, reisboek-aantekening, Zwitserland, juli 1858
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 8 (tweede druk)]
Regel 55:
{{Citaat
| tekst = Ongelukkig genoeg en zeker niet tot mijne eer moet ik bekennen, dat ik nooit buitengemeen ijverig ben geweest [..
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, dagboek-aantekening, juli 1859
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 22 (tweede druk)]
Regel 62:
{{Citaat
| tekst = Wat de invitatie van Mevrouw de Pourtalès aangaat, ik vind ze bijna te schoon. Ik kan mij zoo iets haast niet voorstellen [..]
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, brief aan Johannes Kneppelhout, december 1859
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 121 (tweede druk)]
Regel 68:
{{Citaat
| tekst = [[w:Salomon van Ruysdael|Ruisdael]] is voor mij de ware man der poezië, de echte dichter. Daar is een wereld van droevige, ernstige schone gedachten in zijn schilderijen. Ze hebben een ziel en een stem, die diep, treurig, deftig klinkt [..
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, dagboek-aantekening, Amsterdam, 24 maart 1860
| aangehaald = {{aut|Wim Zaal}} ''Vrolijk Versterven - Gerard Bilders''een keuze uit zijn dagboek en brieven door [[w:Wim Zaal|Wim Zaal]],Meulenhoff Amsterdam, 1974, pp. 51+52 - {{ISBN|90 290 0217 4}}
Regel 77:
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, brief aan Johannes Kneppelhout, juli 1860
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 153 (tweede druk)]
| opmerking = Dit is het meest geciteerde citaat van Gerard Bilders, over het
{{Citaat
Regel 86:
{{Citaat
| tekst = ..kwam mijn vader op zekeren avond uit de lucht vallen en vroeg mij, of ik lust had met hem naar Brussel te gaan, waar hij voor de groote tentoonstelling heen wilde. Ik was zeer nieuwsgierig en naar Brussel en naar de groote tentoonstelling, liet de studies in den steek en ging mede. Finantieel was het dom, maar voor het overige ben ik zeer tevreden er geweest te zijn, want ik heb er schilderijen gezien, waar ik niet van droomde en al datgene in vond wat mijn hart begeert en ik bijna altijd bij de hollandsche schilders mis. Troijon, Courbet, Diaz, Dupré, Robert Fleury, Breton [schilders van de Franse [[w:School van Barbizon]] ] hebben een grooten indruk op mij gemaakt [..
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, brief aan Johannes Kneppelhout, Amsterdam 28 September 1860
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 164 (tweede druk)]
Regel 94:
===1860-1865===
{{Citaat
| tekst = Daarbij komt het bijzondere verlangen eens voor goed een paar dagen mijn duffe atelier te ontvliegen [..]
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, brief aan Johannes Kneppelhout, Amsterdam, 9 februari 1861
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 179 (tweede druk)]
Regel 108:
{{Citaat
| tekst = Daar ben ik nu eindelijk te Logchem. Mijne droomen zijn werkelijkheid geworden [..
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, brief aan Johannes Kneppelhout, Logchem 4 Augustus 1862
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 274 (tweede druk)]
Regel 129:
{{Citaat
| tekst = Ik ben klaar met mijn decoratie [[https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Jacob_van_Ruisdael,_een_watermolen_schetsend_Rijksmuseum_SK-A-4865.jpeg schilderij ''Jacob van Ruisdael, een watermolen schetsend'']] voor Arti [kunstenaarsvereniging [[W:Arti et Amicitiae|Arti et Amicitiae]] aan het Rokin te Amsterdam], op de kleinigheid na, dat van [[w:Jacob van Ruisdael|Ruysdael]] nog geen schijntje op het gansche doek te vinden is; toch geloof ik wel, dat de compositie zelve en de daarin heerschende toon iets Ruysdalesques hebben. Maar de man zelf, waar ik hem plaatsen en of hij zitten of staan zal, of hij zoo groot moet worden als een potlood of zoo klein als mijn pink, zijn nog altijd belangwekkende raadselen der toekomst. Ik verwacht alles van den drang des oogenbliks en diens werking op mijn uitvindingsvermogen; daarom zal ik met de oplossing wachten tot de tijd der inlevering daar is.
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, brief aan Johannes Kneppelhout, Amsterdam 23 October 1864
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 373 (tweede druk)]
Regel 136:
{{Citaat
| tekst = Wat mijne gezondheid aangaat, kom ik nog niet bijzonder veel vooruit, somtijds gaat het wat beter, dan weer wat minder. Ik heb vele dagen, dat ik nagenoeg in 't geheel niet hoest, maar ook vele nachten, waarin ik niets anders doe en er van slapen bijna geene spraak is. De eetlust komt ook nog niet weerom, en als ik het van het eten moet hebben, zal het nog wel eenigen tijd duren voor ik weder sterk genoeg zal wezen om op een mooijen zonnigen dag een heel klein eindje te gaan loopen [..
| bron = {{aut|Gerard Bilders}}, brief aan Johannes Kneppelhout, Oosterbeek 18 januari 1865
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. 392 (tweede druk)]
Regel 159:
{{Citaat
| tekst =
Gerard was op zeventienjarigen leeftijd - het was in November 1856 - een onbesnoeid, maar ook volstrekt onbedorven natuurkind. Wat handschoenen waren wist hij naauwelijks; verder dan een pet ging zijne voorstelling van eene hoofdbedekking niet. Hij deed aan een kweekeling van Zeemanshoop denken [..]
| bron = {{aut|Johannes Kneppelhout}}, uit 'Voorberigt', Juli 1876
| aangehaald = {{aut|A.W. Sijthoff}} [https://www.dbnl.org/tekst/bild004brie01_01/bild004brie01_01.pdf ''A.G. Bilders, Brieven en dagboek. (2 delen)''. A.W. Sijthoff, Leiden 1876, p. XVI (tweede druk)]
Regel 172:
{{Citaat
| tekst = Wat mij niet bevalt in hem [
| bron = {{aut|Vincent van Gogh}}, brief aan broer Theo, Den Haag 20 augustus 1882
| aangehaald = [http://vangoghletters.org/vg/letters/let258/letter.html Van Gogh museum; Vincent van Gogh - complete brieven online - nr. 258]
|