Willem Frederik Hermans: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
De Wikischim (overleg | bijdragen)
Een lap overgenomen tekst in een boekbespreking is GEEN citaat.
Regel 47:
| aangehaald = [https://books.google.com/books?id=ISUi_ds0x3oC&pg=PA63&lpg=PA63 ''Gerrit Krol: werken op het snijpunt''], Rozenberg Publishers, 2007, ISBN 9789051708493, p. 63.
| opmerking =
}}
 
{{Citaat
| tekst = Als je mij vraagt zijn er drie belangrijke stadia in de geschiedenis van de mens. </br>In het eerste kende hij zijn eigen spiegelbeeld niet, evenmin als een dier dat kent. Laat een kat in een spiegel kijken en hij denkt dat het een raam is waarachter een andere kat staat. Blaast ertegen, loopt er omheen. Op den duur is hij niet meer geïnteresseerd; sommige katten tonen zelfs nooit enige belangstelling voor hun spiegelbeeld. Zo zijn de eerste mensen ook geweest. Honderd procent subjectief. Een 'ik' dat zich vragen kon stellen over een 'zelf' bestond niet. </br>Tweede stadium: Narcissus ontdekt het spiegelbeeld. Niet Prometheus die het vuur ontdekte is de grootste geleerde van de Oudheid, maar Narcissus. Voor het eerst ziet 'ik' zich 'zelf'. Psychologie was in dit stadium een overbodige wetenschap, want de mens was voor zichzelf wat hij was, namelijk zijn spiegelbeeld. Hij kon ervan houden of niet, maar hij werd niet door zichzelf verraden. Ik en zelf waren symmetrisch, elkaars spiegelbeeld, meer niet. Wij liegen en het spiegelbeeld liegt met ons mee. Pas in het derde stadium hebben wij de genadeslag van de waarheid gekregen. </br>Het derde stadium begint met de uitvinding van de fotografie. Hoe dikwijls gebeurt het dat er een pasfoto van ons gemaakt wordt waarvan wij evenveel houden als van ons spiegelbeeld? Hoogst zelden! Voordien, als iemand zijn portret liet schilderen en het beviel hem niet, kon hij de schuld aan de schilder geven. Maar de camera, weten wij, kan niet liegen. En zo kom je in de loop van de jaren, via talloze foto's, erachter dat je meestal niet jezelf bent, niet symmetrisch met jezelf, maar dat je het grootste deel van je leven in een aantal vreemde incarnaties bestaat voor welke je alle verantwoordelijkheid van de hand zou wijzen als je kon.<br /> De angst dat andere mensen hem zien zoals hij is op die foto's die hij niet kan endosseren, dat ze hem misschien nooit zien zoals het spiegelbeeld waarvan hij houdt, heeft de menselijke individu versplinterd tot een groep die uit een generaal plus een bende muitende soldaten bestaat. Een Ik dat iets wil zijn - en een aantal schijngestalten die het Ik onophoudelijk afvallen. Dat is het derde stadium: het voordien vrij zeldzame twijfelen aan zichzelf, laait op tot radeloosheid.</br>De psychologie komt tot bloei.
| bron = Alfred Issendorf (de hoofdpersoon) in ''Nooit meer slapen'', februari 1966
| aangehaald = {{aut|August Hans den Boef}}, ''Over Nooit meer slapen van W.F. Hermans'', De Arbeiderspers, Amsterdam 1984, p. 37
}}