Niccolò Machiavelli: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 143:
 
*De wonden en de klappen die een mens zichzelf vrijwillig toebrengt, doen veel minder pijn dan de wonden en de klappen die hem door anderen worden toegebracht.
 
{{onvolledig}}
*De ene verandering legt altijd de grondslag voor de verandering die erop volgt.
 
*De mensen wisselen graag van heerser omdat ze geloven dat ze het dan beter krijgen.
 
*Al beschikt iemand over zeer sterke legers, toch heeft hij altijd de welwillendheid van een gebied nodig om er binnen te kunnen komen.
 
*Als je zelf ergens woont, zie je eventuele wantoestanden geboren worden en kun je er meteen iets tegen doen. Maar als je er niet woont, hoor je er pas van wanneer ze een grote omvang bereikt hebben en dan valt er niets meer tegen te beginnen.
 
*Wat alle wijze regeerders verplicht zijn te doen: niet louter en alleen rekening houden met wantoestanden die er op een bepaald moment zijn, maar ook die welke in de toekomst kunnen ontstaan en daar met alle mogelijke middelen tegenin gaan.
 
*Het is als met de tering: de ziekte is in het begin gemakkelijk te genezen en moeilijk te constateren, maar wanneer men haar niet meteen in de beginfase onderkent en geconstateerd heeft, gemakkelijk te constateren en moeilijk te genezen.
 
*De tijd stuwt immers altijd alles voort en hij kan iets wat slecht is tot iets goeds maken, maar ook iets wat goed is tot iets slechts.
 
*Het verlangen om bezit te verwerven is zonder twijfel heel natuurlijk en normaal.
 
*Men moet nooit een wantoestand voort laten bestaan om een oorlog te ontlopen. Want je ontloopt deze niet, maar je stelt hem in je eigen nadeel alleen maar uit.
 
*Men kan hieruit een algemene regel afleiden, welke altijd of bijna altijd opgaat, dat namelijk degene die maakt dat iemand anders machtig wordt, zelf daarvan de dupe wordt.
 
*Wanneer gebieden die veroverd worden gewoon zijn in vrijheid en volgens eigen wetten te leven, dan zijn er drie methodes om ze in bezit te houden: de eerste is ze te verwoesten, de tweede is er zelf te gaan wonen, de derde is ze te laten leven volgens hun eigen wetten.
 
*Als iemand de baas wordt van een stad die gewend is in vrijheid te leven en hij haar niet vernietigt, moet hij er op rekenen door haar vernietigd te worden.
 
*Want omdat de mensen bijna altijd gebaande wegen bewandelen en zich in hun doen en laten richten naar anderen, zonder dat ze echter in staat zijn de wegen van hen die ze nadoen overal volledig te volgen of de kwaliteiten van die personen te evenaren, moet een verstandig man steeds de weg inslaan die grote mannen vóór hem zijn gegaan.
 
*En hij kan het beste te werk gaan zoals bekwame boogschutters, die wanneer ze het doel dat ze willen raken te ver weg achten, omdat ze weten wat de kracht van hun boog is, het mikpunt veel hoger nemen dan het doelwit, niet om met hun pijl zo hoog te komen, maar om met behulp van dat hoge mikpunt hun doel te kunnen bereiken.
 
*Het doen en laten van aanzienlijken kan men op twee manieren bekijken:
**Ofwel ze gedragen zich zó dat ze zich in alles aan je binden,
**ofwel ze doen dat niet.
 
*Degenen die zich aan je binden behoor je te eren en te beminnen.
*Degenen die zich niet aan je binden moet je in twee groepen verdelen:
**De eerste hiervan bestaat uit personen die zo handelen uit kleingeestigheid en aangeboren lafheid. Van deze personen moet je gebruik maken, want in tijden van voorspoed strekken ze je tot eer en in tijden van tegenspoed hoef je ze niet te vrezen.
**Maar bij de tweede groep ligt het anders, die denken meer aan henzelf dan aan jou. Voor dit soort figuren dient een heerser op zijn hoede te zijn, en hij moet hen vrezen als openlijke vijanden. Want ze zullen in tijden van tegenspoed altijd hun medewerking verlenen om hem ten val te brengen.
 
*Iemand die aan de macht komt door de gunst van het volk, moet dan ook zorgen dat hij het volk steeds te vriend houdt: iets dat hem niet moeilijk zal vallen aangezien het alleen maar vraagt om niet onderdrukt te worden.
 
*Maar iemand die tegen de wil van het volk dankzij de gunst van aanzienlijken aan de macht komt, moet vóór alles proberen het volk voor zich te winnen; iets dat hem niet moeilijk zal vallen wanneer hij het onder zijn bescherming neemt.
 
*Ik wil alleen maar de conclusie trekken dat het voor een heerser noodzakelijk is het volk te vriend te houden. Want anders heeft hij in tijden van tegenspoed niets waar hij op terug kan vallen.
 
*Vaak komen machtsposities in gevaar wanneer de machtshebbers proberen hun gezag - dat ze in feite aan hun medeburgers ontlenen - om te zetten in absolute macht.
 
*In onzekere tijden zal de heerser altijd gebrek hebben aan mensen die hij kan [[vertrouwen]].
 
*Een [[verstand]]ig heerser moet een methode bedenken waardoor zijn onderdanen altijd en onder alle omstandigheden zijn gezag en persoon nodig hebben. Pas dan zullen ze hem altijd trouw zijn.
 
*Ik geef als mijn mening te kennen dat diegenen op eigen benen kunnen staan, die over voldoende mensen of [[geld]] beschikken en daardoor in staat zijn een behoorlijk leger bijeen te brengen en slag te leveren tegen iedereen die hen aanvalt.
 
*En precies zo meen ik, dat zij die de vijand niet in het open veld tegemoet kunnen treden, maar genoodzaakt zijn zich binnen de muren terug te trekken en deze te verdedigen, altijd op de hulp van anderen zijn aangewezen.
 
*Men kan nu eenmaal niet de risico's wegpraten die verbonden zijn aan een aanval op iemand die zijn stad goed heeft versterkt en niet door het volk gehaat wordt. Een heerser die een sterke stad bezit en geen haat opwekt, kan dus niet worden aangevallen.
 
*Voor de heerser is het noodzakelijk dat de grondslagen waarop hij zijn macht baseert goed zijn. Anders komt hij zeker ten val.
 
*De voornaamste grondslagen waarop alle machtsvormen berusten, worden gevormd door goede wetten en goede wapenen. Er kunnen geen goede wetten zijn als er geen goede wapenen zijn; en omgekeerd, als er goede wapenen zijn, zijn er automatisch ook goede wetten.
 
*Ik beweer nu dat een nieuwe heerser, die zich in een volkomen nieuw machtsgebied wil handhaven, meer of minder moeilijkheden ondervindt al naargelang hij als veroveraar over meer of minder kwaliteiten beschikt.
 
*Voor degenen die ergens aan de macht komen door gebruik te maken van hun kwaliteiten, is het moeilijk om die machtspositie te verwerven, maar gemakkelijk om haar te behouden.
 
*Zij die alleen maar door een gelukkige samenloop van omstandigheden van gewoon burger heerser worden, kost het weinig moeite om het te worden, maar veel om het te houden.
 
*Deze regel gaat alleen dan niet op wanneer zij die plotseling aan de macht gekomen zijn, over dusdanige kwaliteiten beschikken, dat zij ogenblikkelijk de nodige voorzorgsmaatregelen weten te treffen om dat wat de fortuin hun in de schoot heeft geworpen te behouden, en ook in staat zijn achteraf de fundamenten voor hun machtspositie te leggen, die anderen gelegd hebben vóórdat ze aan de macht kwamen.
 
*Iemand die de fundamenten van zijn macht niet van te voren legt, zou dat met grote persoonlijke inzet ook achteraf nog kunnen doen, ook al gaat dit laatste gepaard met moeilijkheden voor de [[bouw]]meester en gevaren voor het bouwwerk.
 
*Wie meent dat machtige personen oude beledigingen vergeten doordat ze nieuwe weldaden ontvangen, maakt een grote fout.
 
*Veel machthebbers hebben zich door middel van hun wreedheden zelfs in tijden van vrede niet weten te handhaven, om dan nog maar niet te spreken over tijden van oorlog wanneer álles op losse schroeven staat.
 
*Van goed gebruikte wreedheid kan men spreken wanneer iemand deze plotseling begaat, uit noodzaak zich te handhaven, en niet verder continueert, maar omzet in een zo groot mogelijk welzijn voor zijn onderdanen.
 
*Slecht gebruikt is dié wreedheid die, ook al is ze in de aanvangsfase klein, met de tijd eerder toe- dan afneemt.
**Op grond hiervan kan opgemerkt worden dat iemand die zich ergens meester maakt van de macht, alle harde en onmenselijke maatregelen die hij noodgedwongen moet nemen, goed dient te bestuderen en allemaal tegelijk ten uitvoer moet brengen. Dan hoeft hij ze namelijk niet iedere dag te herhalen en kan hij, juist omdat hij ze niet meer herhaalt, de mensen een gevoel van veiligheid geven en hen door weldaden voor zich winnen.
 
*Onrechtvaardigheden moet men allemaal tegelijk begaan om te bereiken dat ze minder gevoeld worden en dus minder krenkend zijn.
 
*Maar weldaden moet men, om te maken dat ze beter gevoeld worden, een voor een bewijzen.
 
*Wanneer je in tijden van tegenspoed in moeilijkheden raakt, ben je met harde maatregelen te laat. En de weldaden die je dan bewijst, brengen je geen enkel voordeel omdat men ze beschouwt als afgedwongen door de omstandigheden.
 
*Het ergste wat iemand die met de hoogste macht bekleed is van het hem vijandige volk kan verwachten, is dat het hem in de steek laat.
 
*Huurtroepen en hulptroepen zijn nutteloos en gevaarlijk. Als iemand zijn macht op huurtroepen baseert, zal hij zich nooit sterk en veilig kunnen voelen.
 
*Als de bevelhebber bekwaam is, moet hij door wetten zodanig aan banden worden gelegd dat hij de grenzen van de macht niet kan overschrijden.
 
*Hulptroepen kunnen op zichzelf nuttig en goed zijn, maar voor hem die ze te hulp roept zijn ze bijna altijd schadelijk. Want als ze verliezen is het met je gedaan. En als ze overwinnen, ben je aan hen overgeleverd.
 
*Bij huurtroepen is lafheid het grootste gevaar, bij hulptroepen dapperheid.
 
*Een verstandig heerser wil liever met zijn eigen soldaten verliezen, dan met die van anderen winnen.
 
*De heerser moet nooit zijn gedachten van de oorlogsvoering afwenden. En in vredestijd moet hij er zich nog meer in bekwamen dan in de oorlog zelf.
 
*Een man die zich altijd en overal goed betoont, gaat noodzakelijk ten gronden te midden van zovelen die niet goed zijn. Daarom moet een heerser wanneer hij zich wil handhaven, leren om niet goed te zijn.
 
*Als je alles goed overweegt dan zul je bemerken dat er bepaalde dingen bestaan die op deugden lijken maar die je, wanneer je je er naar richt, de ondergang brengen; terwijl er andere dingen bestaan die op ondeugden lijken maar die je, wanneer je je er naar richt, veiligheid en welzijn blijken te verschaffen.
 
*Een heerser kan de deugd van vrijgevigheid niet zonder schade voor zichzelf beoefenen als hij er tegelijkertijd ook bekendheid aan wil geven.
 
*En daarom moet hij er zich niets van aantrekken wanneer men hem gierig noemt.
 
*Het weggeven van andermans geld en goed schaadt je aanzien niet, maar versterkt het. Alleen het weggeven van je eigen bezit berokkent je schade.
 
*Er is niets wat zichzelf zo ondermijnt als vrijgevigheid.
 
*Ik stel vast dat iedereen die macht uitoefent, ernaar moet streven dat hij voor barmhartig en niet voor wreed gehouden wordt.
 
*Een nieuwe heerser dient rustig, bedachtzaam en menselijk te werk te gaan er ervoor op te passen dat teveel [[vertrouwen]] hem niet onvoorzichtig en te veel wantrouwen hem niet onverdraaglijk maakt.
 
*Is het beter bemind dan bevreesd te worden of omgekeerd? Het antwoord luidt dat zowel het een als het ander aanbevelenswaard zou zijn. Maar aangezien het moeilijk is beide dingen met elkaar te verenigen is het zonder meer veiliger om gevreesd dan om bemind te worden.
 
*[[Vriendschap]] die men door geld verkrijgt en niet door grootsheid van geest en nobelheid van karakter, die koopt men, maar bezit men in feite niet.
 
*De mensen schrikken er minder voor terug iemand die zich geliefd maakt de voet dwars te zetten, dan iemand die zich gevreesd maakt.
 
*[[Liefde]] wordt in stand gehouden door bepaalde zedelijke verplichtingen die - omdat de mensen nu eenmaal slecht zijn - telkens wanneer er eigenbelang in het spel is, verbroken worden.
 
*Vrees berust op zekere angst voor straf, en die verdwijnt nooit.
 
*Een heerser moet ervoor zorgen dat hij op zodanige wijze gevreesd wordt dat hij, ook al slaagt hij er niet in de liefde van zijn onderdanen te winnen, toch in elk geval hun haat weet te ontlopen.
 
*Gevreesd en niet gehaat, kan heel goed samengaan: de heerser zal hierin altijd slagen wanneer hij zijn handen weet af te houden van het bezit - en de vrouwen! - van zijn burgers en onderdanen.
 
*Er bestaan twee manieren van strijden: door middel van wetten en door middel van geweld. De eerste is eigen aan de [[mens]], de tweede aan de dieren.
 
*Omdat de eerste (wetten) vaak niet toereikend zijn, moet men soms de tot de tweede (geweld) zijn toevlucht nemen. De heerser moet dan ook de kunst verstaan om zowel in de huid van het dier als in die van de [[mens]] te kruipen.
 
*De leeuw kan zich niet verdedigen tegen valstrikken, en de vos niet tegen wolven. De heerser moet dan ook een vos zijn om de valstrikken in de gaten te hebben, en een leeuw om de wolven af te schrikken.
 
*Een heerser kan noch mag zijn woord houden wanneer dit hem schade berokkent en wanneer de redenen, die hem tot zijn belofte hebben gebracht, zijn weggevallen.
 
*De mensen zijn zó onnozel en ze richten zich zó op hun directe behoefte dat iemand die bedriegt, altijd wel iemand vindt die zich wil laten bedriegen.
 
*Je dient, wat instelling betreft, in staat te zijn om zo nodig op de tegenoverliggende eigenschap over te schakelen.
 
*Hij moet het goede niet achterwege laten wanneer dat mogelijk is, maar van de andere kant moet hij in staat zijn over te stappen op het kwade wanneer de noodzaak hem daartoe dwingt.
 
*Het algemene principe is dat een heerser ervoor moet zorgen dat hij alles wat hem gehaat of verachtelijk maakt, probeert te vermijden.
 
*Zolang hij de mensen in het algemeen maar niet in hun bezit of hun eer aantast, leven ze tevreden.
 
*Verachtelijk wordt hij wanneer men hem voor wispelturig, lichtzinnig, verwijfd, lafhartig, en besluiteloos houdt. Hiervoor moet een heerser op zijn hoede zijn als voor een gevaarlijke klip en hij moet alle mogelijk moeite doen om te bereiken dat zijn daden gekenmerkt worden door grootheid, moed, ernst en kracht. Ten slotte moet hij een dusdanige reputatie opbouwen dat niemand het in zijn hoofd haalt om hem te bedriegen of te misleiden.
 
*Iemand die macht uitoefent moet voor twee dingen bang zijn: voor binnenlands gevaar van de kant van zijn onderdanen, en voor buitenlands gevaar van de kant van vreemde mogendheden.
 
*Zolang de toestand in het buitenland stabiel is, zal ook de toestand in het binnenland stabiel zijn, tenzij deze door een samenzwering verstoord wordt.
 
*Een van de krachtigste middelen die een heerser tegen samenzwering heeft, is dat hij door de grote meerderheid van het volk niet gehaat wordt.
 
*Aan de kant van de samenzweerders is niet anders dan vrees, spanning en angst voor straf - dingen waardoor zij van hun stuk raken -terwijl de heerser de schittering van de heerschappij, de wetten en de steun van zijn vrienden en van het regeringsapparaat aan zijn kant heeft -dingen waardoor hij beschermd wordt.
 
*Mijn conclusie is dan ook deze, dat iemand die de macht in handen heeft, zich weinig van samenzweringen moet aantrekken wanneer het volk hem goedgezind is. Maar wanneer het hem vijandig gezind is en hem haat, moet hij voor alles en iedereen bang zijn.
 
*Goed georganiseerde machtsposities en wijze heersers hebben er daarom steeds op alle mogelijke manieren voor gezorgd dat ze de aanzienlijken niet tot wanhoop brachten en de grote massa behaagden en tevreden stelden.
 
*Men kan nog een ander opmerkelijk feit afleiden, namelijk dat zij die de hoogste macht uitoefenen, de onplezierige dingen moeten laten opknappen door anderen, terwijl zij zelf de plezierige voor hun rekening moeten nemen.
 
*Gezien het feit dat de machtshebber er niet aan kan ontkomen dat hij door een of ander gehaat wordt, moet hij er vóór alles krachtig naar streven dat hij niet door iedereen gehaat wordt.
 
*En als hij daar niet in slaagt, moet hij alle mogelijke moeite doen om de haat van die groeperingen die het machtigst zijn, te ontlopen.
 
*Een dood die voortkomt uit een weloverwogen beslissing van een vastberaden iemand, kan door een heerser niet vermeden worden, omdat iedereen die zich niets aan zijn leven gelegen laat liggen, hem kwaad kan doen.
 
*Geen enkele nieuwe heerser heeft ooit zijn onderdanen ontwapend. Integendeel, wanneer hij hen zonder wapenen aantrof, heeft hij hen steeds juist bewápend.
 
*Het feit dat de bevoordeelde groep constateert dat zij anders worden behandeld dan de rest, maakt dat zij zich aan je verplicht voelt.
 
*De anderen (de onbevooroordeelden) verontschuldigen je, omdat ze van mening zijn dat zij die meer gevaar lopen en verplichtingen hebben, ook meer beloningen moeten ontvangen.