Piet Mondriaan: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Mdd (overleg | bijdragen)
k Link(s)
Mdd (overleg | bijdragen)
k Link(s)
Regel 11:
*'Na enige jaren begon mijn werk zich onbewust los te maken van de natuurlijke verschijning van de werkelijkheid. De [[ervaring]] werd mijn enige leermeester. Ik wist nog maar weinig van de moderne [[schilderkunst]]. Toen ik voor het eerst het werk zag van de impressionisten, Van Gogh, Van Dongen, en de Fauves, bewonderde ik dat. Maar het was mijn weg om de waarheid alleen te zoeken.' (1940)
 
* over kleur: 'Het eerste dat ik in mijn schilderijen veranderde, was de kleur. Ik liet de natuurlijke kleur los door haar te vervangen door de zuivere kleur. Instinctief voelde ik dat de [[schilderkunst] een nieuwe wijze moest vinden om de [[schoonheid]] der natuur te [[beelden]].'
 
*'..In de natuurlijke [[schilderkunst]] kunnen dingen daarbij in klaarheid zowel als in vaagheid gebeeld worden; het principiële is steeds dat evenwichtige verhouding tot bepaaldheid gesteld wordt. Zo is bij Thijs Maris het vage niet louter vaagheid: de dingen verschijnen in vaagheid, maar deze is tot zekere bepaaldheid gesteld..' (waarschijnlijk is Mondriaan tijdens zijn Engelse reis rond 1898 op bezoek geweest bij Mathijs Maris aldaar, fh)
Regel 19:
*'Wat wij onder abstracte kunst verstaan is de poging om de eigen [[taal]] van het heelal voort te brengen, in plaats van de taal van onze ziel, die door het [[beeld]] van het heelal is bewogen.' (1917)
 
*'De werkelijk moderne kunstenaar voelt de abstractie der schoonheidsontroering[[schoonheid]]sontroering bewust: hij erkent bewust, dat de schoonheidsontroering cosmisch, universeel is.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'De Nieuwe Beelding kan dus niet verschijnen in (natuurlijke) concrete voorstelling, welke - ook zelfs bij universeele ziening - steeds min of meer op het individueele wijst, althans het universeele in zich verbergt. Zij kan niet gehuld zijn in dàtgene wat het individueele karakteriseert: den natuurlijken vorm en kleur, maar zij moet tot uitdrukking komen in de abstractie van den vorm en de kleur, in de rechte lijn en in de tot bepaaldheid gestelde primaire kleur.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'Deze universeele beeldingsmiddelen zijn in de moderne [[schilderkunst]] langs den weg van consequent doorgevoerde vorm- en kleur-abstraheeren gevonden. Toèn zij gevonden waren, trad als vanzelf, exacte beelding van enkel verhouding naar voren en daarmede het essentieele van alle beeldende schoonheidsontroering[[schoonheid]]sontroering.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'De Nieuwe Beelding is dus aesthetisch in bepaaldheid gebeelde verhouding. Zij wordt in de [[schilderkunst]] door den kunstenaar van heden als consequentie van alle voorgaande beelding opgebouwd; juist in de schilderkunst omdat deze het minst gebonden is.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
Regel 51:
*'Tot nu toe heeft de mens zich in slaap laten wiegen door de pathetische lyriek. Daarom is ze noodlottig voor de evolutie van de mens, voor zijn doen en laten, zijn noodzakelijke strijd voor evenwicht.' (Cercle et Carré nr 2, 1930)
 
*'De pathetische lyriek is de artistieke expressie van het tragische. Zij tracht de mens met de natuur te verzoenen, de onevenwichtigheid die tussen deze beide polen heerst te neutraliseren. En inderdaad, zij bekleedt het tragische leven met een ongekende [[schoonheid]]. Maar hoe dan ook, zij schept een fictieve schoonheid: een illusie. Daarom zal zij in de superrealiteit van de toekomst uitgesloten worden.' (Cercle et Carré nr 2, 1930)
 
*'Tot nu toe heeft de mens zich in slaap laten wiegen door de pathetische lyriek. Daarom is ze noodlottig voor de evolutie van den mensch, voor zijn doen en laten, zijn noodzakelike strijd voor evenwicht. Aan den anderen kant heeft zij de mensch verzadigd van tragiek; zij heeft de tragiek zozeer bezongen, dat de mensch er genoeg van heeft gekregen. En reeds heden (1930) is het merkbaar, dat men poogt, haar uit de kunstvoorstellingen te verbannen' (Cercle et Carré nr 2, 1930)