Piet Mondriaan: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Mdd (overleg | bijdragen)
Afbeelding toegevoegd
Mdd (overleg | bijdragen)
k Link(s)
Regel 9:
*'Ik begon al op jonge leeftijd te schilderen. Mijn eerste leraren waren mijn vader een amateur en mijn oom, een professionele schilder. Ik gaf de voorkeur aan het [[landschap]] en de huizen die ik zag in het grijze en donkere weer, of in heel fel zonlicht, waardoor de vochtigheid van de lucht het detail doet vervagen en de grote vormen van de dingen benadrukt. Ik schetste vaak bij het licht van de maan, - koeien staan onbeweeglijk in de vlakke Hollandse weide, of huizen met hun dode en lege ramen. Ik schilderde deze onderwerpen nooit op een romantische manier; vanaf het allereerste begin was ik een realist..' (1940)
 
*'Na enige jaren begon mijn werk zich onbewust los te maken van de natuurlijke verschijning van de werkelijkheid. De [[ervaring]] werd mijn enige leermeester. Ik wist nog maar weinig van de moderne [[schilderkunst]]. Toen ik voor het eerst het werk zag van de impressionisten, Van Gogh, Van Dongen, en de Fauves, bewonderde ik dat. Maar het was mijn weg om de waarheid alleen te zoeken.' (1940)
 
* over kleur: 'Het eerste dat ik in mijn schilderijen veranderde, was de kleur. Ik liet de natuurlijke kleur los door haar te vervangen door de zuivere kleur. Instinctief voelde ik dat de [[schilderkunst] een nieuwe wijze moest vinden om de schoonheid der natuur te [[beelden]].'
 
*'..In de natuurlijke [[schilderkunst]] kunnen dingen daarbij in klaarheid zowel als in vaagheid gebeeld worden; het principiële is steeds dat evenwichtige verhouding tot bepaaldheid gesteld wordt. Zo is bij Thijs Maris het vage niet louter vaagheid: de dingen verschijnen in vaagheid, maar deze is tot zekere bepaaldheid gesteld..' (waarschijnlijk is Mondriaan tijdens zijn Engelse reis rond 1898 op bezoek geweest bij Mathijs Maris aldaar, fh)
 
*'Het leven van den huidigen, gecultiveerden mensch keert zich langzamerhand van het natuurlijke af: het wordt al meer en meer een abstract leven.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
Regel 23:
*'De Nieuwe Beelding kan dus niet verschijnen in (natuurlijke) concrete voorstelling, welke - ook zelfs bij universeele ziening - steeds min of meer op het individueele wijst, althans het universeele in zich verbergt. Zij kan niet gehuld zijn in dàtgene wat het individueele karakteriseert: den natuurlijken vorm en kleur, maar zij moet tot uitdrukking komen in de abstractie van den vorm en de kleur, in de rechte lijn en in de tot bepaaldheid gestelde primaire kleur.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'Deze universeele beeldingsmiddelen zijn in de moderne [[schilderkunst]] langs den weg van consequent doorgevoerde vorm- en kleur-abstraheeren gevonden. Toèn zij gevonden waren, trad als vanzelf, exacte beelding van enkel verhouding naar voren en daarmede het essentieele van alle beeldende schoonheidsontroering.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'De Nieuwe Beelding is dus aesthetisch in bepaaldheid gebeelde verhouding. Zij wordt in de [[schilderkunst]] door den kunstenaar van heden als consequentie van alle voorgaande beelding opgebouwd; juist in de schilderkunst omdat deze het minst gebonden is.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'In het schilderij - in de picturale, niet in de decoratieve schilderkunst - verinnerlijkte zich zoowel natuurlijke beelding als natuurlijke beeldingsmiddelen tot abstracte. De decoratieve schilderkunst kwam slechts tot veralgemeening van natuurlijken vorm en kleur. Zoo kwam het gevoel voor aesthetishe verhoudingsbeelding tot klaarheid in en door de picturale schilderkunst.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'Het accent der [[schilderkunst]] kunnen we definiëren als de meest consequente uitbeelding van enkel verhouding. Want het is het bizondere voorrecht van de schilderkunst, dat zij verhouding vrij kan beelden: d.w.z., dat haar beeldingsmiddelen (door consequent doorgevoerde verwerking) toestaan, dat het uiterste eene en het uiterste andere gebeeld wordt als enkel verhouding door stand, zonder vorm of zelfs schijn van vorm (zooals in de bouwkunst) door geslotenheid aan te nemen.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'In het natuurlijke kunnen we waarnemen dat alle verhouding beheerscht wordt door een oerverhouding: die van het uiterste eene en het uiterste andere.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
Regel 35:
*'De abstracte beelding van verhouding nu, beeldt de oerverhouding in bepaaldheid door tweeheid van stand, welke rechthoekig op elkander is (horizontale en verticale balken, fh). Deze verhouding van stand is de meest evenwichtige, omdat daarin de verhouding van het uiterste eene en het uiterste andere in volkomen harmonie uitgedrukt is en alle andere verhoudingen inhoudt. Zien we deze twee uitersten als manifestatie van het innerlijke en het uiterlijke, zoo vinden we de Nieuwe Beelding niet als de ontkenning van het volle leven: dan zien we haar als de verzoening van de dualiteit van stof en geest.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'Wordt de aandacht alleen op het universeele gericht, dan zal de afzonderlijkheid, het individueele, in de beelding verdwijnen - zooals de [[schilderkunst]] getoond heeft. (Pas) als het individueele niet meer in de weg staat, kan het universele zich eerst zuiver beelden. Dan eerst kan het universeel [[bewustzijn]] (intuïtie) - de oorsprong aller kunst - zich rechtstreeks uiten; een zuivere kunstuiting ontstaat.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)
 
*'Deze ontstaat echter niet vóór den tijd. Het tijds[[bewustzijn]] bepaalt de kunstuiting; de kunstuiting weerspiegelt het tijdsbewustzijn. Alleen die kunstuiting is thans werkelijk levend, welke het huidig - het komend - tijdsbewustzijn tot uiting brengt.' (De Stijl, nr 1, oktober 1917)