Erich Fromm: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Mdd (overleg | bijdragen)
k Link(s)
Mdd (overleg | bijdragen)
k Link(s)
Regel 16:
*Christenen lezen het Oude Testament zeer weinig in vergelijking met het Nieuwe Testament; en wat ze lezen is vaak vervormd door vooroordelen. Het Oude Testament wordt regelmatig bekeken alsof het enkel en alleen de principes van gerechtigheid en wraak uitdrukt, terwijl de Nieuwe Testament de principes van liefde en genade voorstelt. Zelfs de zin “Houd van uw buur zoals van uzelf” komt volgens veel mensen uit het Nieuwe en niet uit het Oude Testament. Een andere veelvoudig terugkomende veronderstelling is dat het Oude Testament geheel geschreven is met een ingesteldheid van nauw nationalisme en dat het geen enkel teken van supranationaal universalisme bevat dat zo karakteristiek is voor het Nieuwe Testament.
 
*De mens is als een misvormd dier geboren: in de natuur maar toch de natuur overstijgend. Hij moet principes vinden voor daden en om beslissingen te maken. Deze principes overstijgen de instinctieve principes. Hij moet een raamwerk hebben om zich te oriënteren zodat hij een samenhangend beeld van de wereld kan [[organiseren]] als een voorwaarde voor samenhangende daden. Hij moet niet alleen vechten met de gevaren van dood, honger en pijn, mar ook met een ander gevaar dat strikt menselijk is: waanzinnig worden. Met andere woorden: hij moet zich beschermen tegen zowel het gevaar zijn leven te verliezen, als tegen het gevaar zijn verstand te verliezen.
 
*Wat is het onderscheid tussen de mens en het dier? Niet zijn rechtstaande houding. Dat was al aanwezig bij de apen lang voordat de hersenen zich begonnen te ontwikkelen. Ook niet het gebruik van gereedschap. Het is iets geheel nieuws, iets dat voorheen onbekend was: zelfbewustzijn. Dieren hebben ook een [[bewustzijn]]: ze zijn zich bewust van dingen. Ze weten dat dit hier één ding is en dat daar een ander ding. Maar toen de mens ter aarde kwam had hij een nieuw [[bewustzijn]], een [[bewustzijn]] van zichzelf. Hij wist dat hij bestond en dat ook hij iets anders was, iets anders dan de natuur, iets anders dan andere mensen. Hij werd zichzelf gewaar. Hij was zich bewust dat hij dacht en voelde. Zover wij weten is er niets dergelijks in de dierenwereld. Dat is de kenmerkende eigenschap dat mensen mensen maakt.