Kees van Dongen

Nederlands kunstschilder (1877–1968)

Kees van Dongen (Rotterdam-Delfshaven, 26 januari 1877 - Monte Carlo, 28 mei 1968) was een in Nederland geboren kunstschilder, die een groot deel van zijn leven in Frankrijk heeft gewoond. Zijn werk wordt gerekend tot het Fauvisme.

'Fotoportret van Kees van Dongen, 1923
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
BP pagina in Biografisch portaal
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Citaten van Kees van Dongen - chronologisch

bewerken
  • „[I]k heb me voorgesteld dat ’t beter is zoo veel mogelijk voor ’t algemeen te werken voor het volk in zijn geheel en niet voor enkele bewuste of onbewuste bandieten. [..] dat in een tijd dat armoede je overal omringt.”
  • Bron: Kees van Dongen, brief van Parijs, 1901, aan zijn vriend Chris Addicks
  • Aanhaling(en): Jorien Soepboer, De prostituee als moderniteitsbegrip.. ..in de beeldende kunst., masterscriptie (10058702), Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit van Amsterdam 2017, p. 38
  • In het volkse Montmartre woonde Van Dongen en maakte er schetsjes van zwervers, voddenrapers, prostituées etc.. In de loop van 1901 werden zijn illustraties opgenomen in La Revue Blanche, onder redactie van Felix Fenéon
  • „Ik ben geen muzikant of zanger.. Ik ben een hongerlijder!”
  • Bron: Kees van Dongen, onderschrift van zijn illustratie in tijdschrift l'Assiette au Beurre, 20 juni 1901, nr. 12
  • Aanhaling(en): Anita Hopmans, 'Kees van Dongen' in Nederlanders in Parijs, 1789 – 1914, eindred. Aggie Langedijk, uitgeverij Thoth, 2017, p. 208 ; ISBN 978-90-6868-741-5
  • In 1901 maakte hij veel sociale illustraties voor het satirische tijdschrift l'Assiette au Beurre, waar hij werd geaccepteerd op voorspraak van Steinlen
  • „..wat daar joyeus voorbij kwam flaneren [..] Zoo van die instantannées werkjes [..] een krijt of inktkrabbel eventjes een kleurtje erop, en klaar is kees..”
  • Bron: Anita Hopmans, 'Kees van Dongen' in Nederlanders in Parijs, 1789 – 1914, eindred. Aggie Langedijk, uitgeverij Thoth, 2017, p. 207; ISBN 978-90-6868-741-5
  • Aanhaling(en): Aboutart, 'Nederlanders in Parijs', website Aboutart.nl, 2017
  • Citaat uit zijn brief c 1901-1903; vanaf 1899 woonde Van Dongen in het arme (hoge) deel van Montmartre en zat urenlang in het rijkere uitgaansdeel op terrasjes het voorbijgaande volk te schetsen; zelf teerde hij lang op één consumptie
  • „Uwe brief ontvangen [uit Rotterdam]. Ik begin dus maar de boel klaar te maken [..] ’t Doet me plezier, dat u in [he]tgeen ik u zond al eenige kwaliteiten vindt en ook ben ik zeer benieuwd naar Juni [1906, de maand van de tentoonstelling] om te weten wat er over mijn werk in Holland gezegd zal worden.”
  • Bron: Kees van Dongen, brief van april 1906 uit Parijs, aan de Rotterdamsche Kunstkring; gemeentearchief Rotterdam
  • Aanhaling(en): Jan van Adrichem, Kees van Dongen , Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; p. 22; ISBN 90 6918 050 2
  • Van Dongen wilde de expositie ingericht hebben op een retrospectieve wijze, dus met groepen schilderijen, gemaakt naar jaar. Zodat het publiek zijn ontwikkeling kon zien. In totaal hingen er er 73 werken; 13 donkere daarvan had hij nog in Nederland geschilderd
  • „..’t zal wezen zooals u vroeger reeds schreef – ‘t is de menschen wat rauw op ’t dak gevallen. [..] Krantenmensen weten over ’t algemeen niet veel van kunst af [..] ik stel alleen op prijs eerlijke meeningen van gewone menschen..”
  • Bron: Kees van Dongen, brief van begin juli 1906 uit Parijs, aan de Rotterdamsche Kunstkring; gemeentearchief Rotterdam
  • Aanhaling(en): Jan van Adrichem, Kees van Dongen , Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; p. 24; ISBN 90 6918 050 2
  • Van Dongen reageerde op de negatieve recensies over zijn uitgebreide tentoonstelling in de zaal van de Rotterdamsche Kunstkring, mei/juni 1906. Voor de Nederlandse kunstwereld was zijn werk nogal extreem en ruw
  • „Ik ben [..] gewoon om rond mijn modellen – als ik ze schilder – een lijn te trekken, die ik verschillend van kleur maak, geel, wit, rood of groen [..] dan laat ik het [schilderij] staan, kijk er niet meer naar om totdat ik de kleuren voor me zie, die ik hebben moet.. [..] een schilder weet dan opeens wat voor kleuren het hem doen.”
  • Bron: Kees van Dongen, opmerking in 1913 tegen M. von Brücken-Fock
  • Aanhaling(en): Jan van Adrichem, Kees van Dongen , Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; p. 16; ISBN 90 6918 050 2
  • de tekening was toen de basis voor Van Dongen; de kleur kwam daarna en werd geplaatst op basis van de tekening
  • „Ik ken van al die vrouwen de levensgeschiedenis en die is zo diep tragisch. Zij kennen het leven n al zijn uitingen [..] Ik kan niet anders dan die vrouwen met harde kleuren schilderen, misschien doe ik het om zoodoende de felheid van hun leven weer te geven?”
  • Bron: Kees van Dongen, 'Bij Kees van Dongen', in De Groene Amsterdammer, 5 januari 1913; RKD: Van Dongen-knipselmap
  • Aanhaling(en): Jan van Adrichem, Kees van Dongen, Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; p. 6; ISBN 90 6918 050 2
  • Van Dongen werd in die tijd regelmatig bekritiseerd om zijn harde kleuren en rauwe vormen, met name door Nederlandse kunstcritici
  • „..U wilt wat van me horen. [..] [maar] Ik heb zoveel hollandse koffie gedronken dat ik er een whisky-stem van gekregen heb , dus moet u zich maar uh, hoe heet dat, uh - contenteren met de schilderijen die veel beter spreken dan ik zelf doe.”
  • Bron: Kees van Dongen, inleiding op zijn tentoonstelling in 1937, in het museum Boymans Rotterdam
  • Aanhaling(en): Polygoon Journaal, Opening tentoonstelling Kees van Dongen (1967)
  • Filmbeelden van Kees van Dongen zijn behoorlijk zeldzaam. Dit filmfragment uit het Polygoon Journaal van 1967 heeft zijn openingswoord uit 1937 opgenomen; met bewegend beeld in Museum Boymans, in zijn geboortestad Rotterdam. Hij moest één Frans woord gebruiken

Citaten over Kees van Dongen

bewerken

Citaten over - voor 1930

bewerken
  • „..een paar figuren in den nevel, die nevel is dik en hangt zwaar, maar toch zien we die beide menschen er in voortgaan [..] Het andere [werk] is met meer licht, meer kleur – daar maken zich uit den nevel die gezichten op, facies, zoals wij die op een mistigen vooravond in de volkswijken voorbij ons zien schuiven, als de werksters van hare ateliers komen..”
  • Bron: Charles Snabilié, (zijn pseudoniem is Bulée), 'Nederlandse kunstenaars te Parijs', in De Amsterdammer, april 1898
  • Aanhaling(en): Jan van Adrichem, Kees van Dongen, Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; p. 30, noot 29; ISBN 90 6918 050 2
  • Bulée beschrijft twee aquarellen van Van Dongen die hij maart 1898 zag hangen in kunsthandel Le Barc de de Boutteville te Parijs. Ook Félix Fénéon zag ze en vroeg hem daarna om illustraties te maken voor La Revue Blanche - een literair, artistiek tijdschrift, met anarchistische trekjes
  • „[Zijn vroegste werk is] ..donker, heel donker van toon, zwaar van conceptie. [..] [Het werk kort voor 1900 is] Zacht van tint zijn 't brokjes kleursymphonieën, heel gevoelig, vol van knusse intimiteit, warm en zangerig. Doch hier en daar breekt al het licht door als in 'Coin de ferme', 'n koe die gemolken wordt in 't hoekje van 'n boerenerf onder 'n zegening van parelend grijs licht.”
  • Bron: Tom Schilperoort, 'Kees van Dongen', in Op de Hoogte, II, 1905
  • Aanhaling(en): A.B. Loosjes-Terpstra, Moderne kunst in Nederland 1900-1914, uitgeverij Veen/Reflex 1959, p. 24; ISBN 90 6322 139 8
  • Tom Schilperoort was een Nederlands schrijver en journalist die in Parijs woonde en Van Dongen en zijn werk van dichtbij volgde; ook had hij Van Dongens retrospectieve tentoonstelling in de galerie van Vollard in 1904 gezien, inclusief het oudere werk
  • „Hier is 't licht ontwaakt, geheel en al, hoewel nog teer en jong. In de grotere stukken die er waren, gezien op de Sacré-coeur, de witte tempeltorens van Montmartre, die blank-trillen in het pure licht van den zacht zingenden-warmen lente dag, in 'n ijle atmosfeer van roze en lichtblauw als 'n jong geluid van zilveren schelletjes als 'n vlinder-vleugeltje, dáár is voor 't eerst het licht gansch en al vrij gemaakt van wat het vroeger weerhield zich uit te breiden, staat het zuiver en wijd aan den ingang van deze nieuwe periode.”
  • Bron: Tom Schilperoort, 'Kees van Dongen', in Op de Hoogte, II, 1905, p. 738
  • Aanhaling(en): A.B. Loosjes-Terpstra, Moderne kunst in Nederland 1900-1914, uitgeverij Veen/Reflex 1959, pp. 24-25; ISBN 90 6322 139 8
  • In de jaren 1902-1904 zal het Franse impressionisme met zijn lichte tinten sterk invloed krijgen op het schilderen van Van Dongen in de Parijse straten; hij heeft in die periode grote bewondering voor de vroege impressionisten
  • „Winter 1904-'05 heeft Van Dongen, eenmaal genaderd zijnde tot z'n licht-expressie, toen opnieuw de "fêtes" van Parijs onder ogen gezien: krankzinnig tollende stoomcarroussels, bacchanaal van licht en leven, brutaal en hevig, als het gedoe zelve, weergegeven. Dit werk kan worden beschouwd als een voorstudie voor het allerlaatste, gemaakt te Fleury bij Barbizon, zomer 1905”
  • Bron: Tom Schilperoort, 'Kees van Dongen', in Op de Hoogte, II, 1905, p. 738
  • Aanhaling(en): A.B. Loosjes-Terpstra, Moderne kunst in Nederland 1900-1914, uitgeverij Veen/Reflex 1959, p. 27; ISBN 90 6322 139 8
  • Van Dongen schilderde in 1905 tijdens de wintermaanden ook onderwerpen uit de cafés, bals en circussen in de buurt van Montmartre. Nu koos hij bij voorkeur bewegende taferelen als onderwerp, en verwerkte blijkbaar voor het eerst de neo-impressionistische invloed
  • „De eerste indruk, welke de Kunstkringzaal maakt is die van veel decoratiefs. Bij nader beschouwen [..] gevoelt [men] kracht, maar dikwijls slechts oppervlakkige ruwheid [..] Het grote gevaar voor talenten als Van Dongen is dat zij een gril, een oppervlakkigen inval voor geniale bezieling houden.”
  • Bron: anonieme redacteur, 'Rotterdamsche Kunstkring, Kees van Dongen', in N.R.C., 24 mei 1906
  • Aanhaling(en): Jan van Adrichem, Kees van Dongen, Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; p. 22; ISBN 90 6918 050 2
  • Van Dongen was zelf Rotterdammer van geboorte en daardoor teleurgesteld door de negatieve reacties vanuit de pers. In 1914 zou hij het bij de Kunstkring nog eens proberen, maar opnieuw kwamen er gematigde recensies en geen verkopen
  • „..een barbaarse combinatie van saffraangeel en granaatrood [..] dit schilderij laat een nieuwe vorm van kunst zien, die grenst aan die van het affiche, [..] een kunst die op virtuoze wijze betovert.”
  • Bron: Marius-Ary Leblond, catalogus van expositie in galerie Bernheim-Jeune, Parijs 1908
  • Aanhaling(en): Michel Hoog, Kees van Dongen, Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; afbeeldingen: p. 23; ISBN 90 6918 050 2
  • Het schilderij van de zanger Modjesko was – ook tussen de werken van Van Dongen zelf uit die tijd – ongewoon fel gekleurd. Modjesko was een Roemeense zanger die sopraan zong en in die jaren als travestiet in de Parijse cafés optrad
  • „Hij ontbindt de harmonieën van de rozige huid [van het model] en ontdekt daarin zure groenen, roden van een bloedkleurig mandarijn fosforiserende gelen.. [..] Vervolgens brengt hij deze verschillende nuances niet [..] naast elkaar op, maar spreidt ze afzonderlijk over grote oppervlakken..”
  • Bron: Marius-Ary Leblond, catalogus van expositie in galerie Bernheim-Jeune, Parijs 1908
  • Aanhaling(en): Michel Hoog, Kees van Dongen, Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; afbeeldingen: p. 154; ISBN 90 6918 050 2
  • Leblond beschrijft hier de werkwijze van Van Dongen rondom 1906-1908, waarin hij vooral in gebroken kleuren schilderden. Andere Fauvisten als Derain en De Vlaeminck schilderden in die tijd in ongebroken kleuren
  • „Dit boekje heet: La Vie de Rembrandt. Het zou evengoed kunnen heeten: 'Zelfportret in historisch costuum'; of beter nog: 'Het Martyrium des Kunstenaars'. De naam van Rembrandt is overbodig. De beteekenis van het boek gaat volkomen buiten de waarde als biografie. Het is een bekentenis [..] waarin een man als Van Dongen, kunstenaar tot in het merg van zijn botten, ondanks de bedenkelijke kanten van zijn openbare productie, spreekt over zijn ideaal van het kunstenaarsschap, en daarover spreekt met een gloed, die verschroeit..”
  • Bron: H.L. Voet, Den Gulden Winckel., jaargang 26, 1927, p. 249
  • Aanhaling(en): DBNL, 'Rembrandt en Van Dongen', 1927
  • Voet bespreekt het boekje La Vie de Rembrandt, geschreven door Kees van Dongen en uitgegeven in 1927 door de Parijse uitgever Flammarion

Citaten over - vanaf 1930

bewerken
  • „Maar hij had er [in Parijs], behalve een paar Amsterdamsche vrienden, die met hem mee waren gegaan, ook goede gidsen. De dichter François Coppée, aan wien hij was aanbevolen door 'Dámas' – baron Frits van Hogendorp – was heel vriendelijke voor hem. Was het toèn reeds, dat hij Kees van Dongen, den nu zoo beroemden Parijschen schilder van het essentieelste, dat de stad thans aan 'monde' en 'demi-monde' bezit, hoog op Montmartre vond, in een arm, maar mooi gelegen atelier bij de toen nog haast onbekende 'Place du Terre'’, onder de schaduw van 'le Sacré Coeur'? Ja, ’t was toèn, want hij had Van Dongens waardeering gewonnen door een artikel over Emile Zola’s 'Bête humaine'..”
  • Bron: Maurits Wagenvoort (autobiografie) De vrijheidzoeker, uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam 1930, p. 119
  • Aanhaling(en): Sander Bink, 'Op bezoek bij Kees van Dongen (2)', website Rond1900, 29 augustus 2010
  • De hier aangehaalde Maurits Wagenvoort had in Parijs veel contact met Van Dongen en kende daardoor zijn 'netwerk' aldaar. Ook geeft hij Van Dongens Frans-literaire belangstelling duidelijk aan, en zijn woonplek op het hogere, volkse Montmartre
  • „De chronologie van deze kunstenaar is even moeilijk vast te stellen als die van een Vlaamse primitief.”
  • Bron: G. Bazin, 1933
  • Aanhaling(en): Michel Hoog, Kees van Dongen, Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; afbeeldingen: p. 156; ISBN 90 6918 050 2
  • L. Chaumeil verwoordt hier de moeilijkheid van het precieze dateren van de werken van Van Dongen, met name omdat de schilder zelf daarin graag valse sporen aanlegde en achteraf vaak onjuiste dateringen gaf
  • Bron: D. Hannema, Flitsen uit mijn leven als verzamelaar en museumdirecteur, Rotterdam, 1973, pp. 47-48
  • Aanhaling(en): Jan van Adrichem, Kees van Dongen, Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; p. 26; ISBN 90 6918 050 2
  • Dirk Hannema was directeur van het Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam. In 1935 opende het nieuwe gebouw, waarvoor hij als geschenk van de Rotterdamse burgerij een schilderij mocht aankopen en Van Dongen daarom opzocht in Parijs
  • „Een groot deel van zijn kolossale vrouwenportretten is één en al leugen en coquetterie, reclamezucht en lage erotiek. [..] omdat deze heidense lofprediker van het vlees met zijn verliederlijke naakte vrouwen meer succes heeft dan met de uitbeelding van Gods schoonheid in de schepping. En dat is de grote leugen van deze kunst.”
  • Bron: C. Basoski, 'Zeventig maal Van Dongen in in Museum Booymans', in Haagse Courant, 11 juni 1949
  • Aanhaling(en): Jan van Adrichem, Kees van Dongen, Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; pp. 26-28; ISBN 90 6918 050 2
  • Een Rotterdams gemeenteraadslid deelde deze mening en dreigde met een motie. B & W wilde dit voorkomen en besloot daarom 12 doeken te verwijderen, wat weer veel kritiek uit de pers opriep, die de verwijdering vergeleek met nazi-censuur van de Entartete Kunst
  • „..[gesloten wegens] ongezonde belangstelling enerzijds en ernstige bezwaren uit de burgerij anderzijds.”
  • Bron: College van Bestuur van Rotterdam, juni 1949
  • Aanhaling(en): Michel Hoog, Kees van Dongen, Art Unlimited / Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1989; afbeeldingen: p. 39; ISBN 90 6918 050 2
  • Tijdens de grote tentoonstelling van Van Dongen in het Museum Boymans in 1949 werden kort na de opening twaalf schilderijen verwijderd waarover veel beroering was ontstaan
bewerken