George Hendrik Breitner
Nederlands kunstschilder (1857–1923)
George Hendrik Breitner (Rotterdam, 12 september 1857 – Amsterdam, 5 juni 1923) was een Nederlandse kunstschilder, bekend van zijn schilderijen van het Amsterdamse stadsleven.
Citaten van George Hendrik Breitner - chronologisch
bewerken1875 - 1889
bewerken- „Wat ik mij voorstel met de nieuwe cursus te doen is: 's morgens grootpleister en 's middags schilderen of naar de natuur teekenen [..] en paarden in de Stadsrijschool. De Dir. daarvan is den Heer Krüger een alleraardigste duitscher, die nat. veel paarden gezien heeft en me dus de fouten weet te zeggen, die ik maak en die niet weinige zijn.”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan zijn mecenas A.P. van Stolk, 11 april 1878
- Aanhaling(en): Ruimte voor Kunst, Tim: 'George Hendrik Breitner (1857 - 1923)
- In zijn Haagse tijd schilderde Breitner vaak paarden en ook de ruiterij die in de duinen veel oefende. Dit citaat kondigde zijn latere paardenschilderijen a.h.w. aan, die hij ook nog zou maken in zijn Amsterdamse tijd.
- „Wat heerlijk wêer is 't vandaag geweest, ik was in geen tijd buiten geweest, en ben vandaag de heelen dag buiten gebleven. Maar heerlijk. Frisch en nieuw is de natuur altijd, en om frisch te blijven is zij de eenige die 't noodige geeft, Alles even rijk. ik bedoel niet bepaald het buiten, landschap of zoo iets, maar eenvoudig, ja alles [..] Le spectacle est dans le spectateur [de waarneming zit in de waarnemer].”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan zijn mecenas A.P. van Stolk, 12 augustus 1881, locatie: het RKD in Den Haag.
- Aanhaling(en): Helewise Berger, Masterthesis Van Gogh en Breitner in Den Haag, Moderne Kunst Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit Utrecht, februari 2008 (eerste lezer: Saskia de Bodt, Universiteit Utrecht / tweede lezer: Louis van Tilborgh, Van Gogh Museum), p. 4
- Citaat is uit de vroege periode van Breitner, in Den Haag; kort daarop tekende hij regelmatig met Vincent van Gogh in de straten van die stad
- „Indien U mij wilt helpen en dat weet ik, geloof dan in mij. en helpt niet mee om mij af te breken, dat lieden die of onverschillig zijn of vijandig zoo gaarne doen [..] Gij moet vertrouwen in mij hebben. mij geloven. En als Ge iemand gelooven wilt over mij. geloof dan een schilder iemand als Mesdag of Blommers of Maris. maar geen de Kuyper en consorten.”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan A.P. van Stolk, 11 oktober 1881, locatie: in het RKD in Den Haag.
- Aanhaling(en): Floor Claessen, 'Aan U Waarde Heer blijf ik' - Een analyse van de relatie tussen G.H. Breitner en zijn beschermheer A.P. van Stolk, Kunstbeleid en Mecenaat Masterscriptie, Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit Letteren, juni 2015, begeleider: Dr. J.D.M. Baetens / tweede lezer: Dr. M. Gieskes, p. 36
- Citaat is uit de periode van Breitner in Den Haag, geschreven nadat zijn mecenas A.P. van Stolk hem niet langer wilde ondersteunen. Breitner haalde ter verdediging een aantal schilders van de Haagse School aan met wie hij contact heeft gekregen, en die al een zekere naam hadden opgebouwd
- „[Israëls heeft enkele damesportretten geschilderd]..en heel goed. Ik geloof, dat ik 't niet zoo artistiek zou kunnen, maar hij beweegt zich nu eenmaal onder die lui, ik niet! Ik benij hem daarom, ofschoon 't dwaas van me is..”
- Bron: G.H. Breitner, brief 1881, aan H.P. van Stolk; opgenomen in Rotterdamsch Jaarboekje 1935, p. 60
- Aanhaling(en): , 'Kunstenaarsleven: Tachtigers omstreeks 1880' (II), in De Revisor. Jaargang 7, 1980, p. 38
- Breitner was jaloers op de jonge Isaac Israëls, die al jong enkele damesportretten had geschilderd, waar hijzelf niet aan kon tippen, volgens hem. Omgekeerd was Israëls later in Amsterdam kapot van het schilderij 'Paarden in de Winter', van Breitner
- „Gisteren was ik nog even in Rotterdam [..] 't is toch een mooie stad. Altijd woelig, smerig en schilderachtig, vooral de vest en de havenbuurten, voor 't nieuwe gedeelte geef ik geen duit.”
- Bron: G. H. Breitner, brief Den Haag 8 februari 1882 aan A.P. van Stolk
- Aanhaling(en): Jacobine Wieringa, Breitner en Parijs, – master-thesis 9928758, Faculty of Humanities, Utrecht, p. 10
- Rotterdam was de stad waar Breitner opgroeide, maar heeft in deze brief geen enkele interesse in de nieuwbouw, daar. In zijn latere Amsterdamse periode zou hij juist óók de schilder worden van de aanleg van de nieuwe woonwijken toen, zoals de Kinkerbuurt
- „..ik zal de menschen schilderen op de straat en in de huizen, de straten en de huizen die ze gebouwd hebben. [..] 'Le peintre du peuple' [schilder van 't volk] zal ik trachten te worden, of liever ben ik al, omdat ik 't wil. Geschiedenis wil ik schilderen en zal ik ook, maar de geschiedenis in haren uitgebreidsten zin. Een markt, een kaai, een rivier, een bende soldaten onder een gloeiende zon of in de sneeuw..”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan A.P. van Stolk (nr. 24) 28 maart 1882, locatie: RKD, Den Haag.
- Aanhaling(en): Voorwerpen en afbeeldingen als historische bronnen in een digitale wereld - Jaarrede door de voorzitter, Peter Sigmond, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2011, p. 19
- Het citaat is uit de periode van Breitner in Den Haag en geeft aan dat hij zich qua onderwerpen en wijze baseerde op het Franse realisme in de literatuur. Hij was toen ook regelmatig met Van Gogh aan het schetsen in de volksbuurten van Den Haag
- „De heer v.d. Kellen heeft mij na het zien van eenige schilderijtjes en een tekening, die ik eergisteren mee gebracht had, de verzekering gegeven dat er niet de minste kans bestaat hier iets van mij te plaatsen, tenzij dat het gekocht wordt door pressie een prettig vooruitzicht en ik geloof dat hij gelijk heeft want hij liet mij verschillende schilderijen zien en juist degenen die naar mijn begrippen de kunst 't meest nabij kwamen waren 't moeilijkst te plaatsen [..] Ben verbaasd en woedend geweest over de verregaande stupiditeit en pedanterie van dien heer (kunsthandelaar, Herman Deichmann). Alle schilderijen daar aanwezig waren beneden kritiek, waren enfin 't gewone duitsche Academietuig.”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan zijn mecenas de heer Van Stolk, c. september 1882, locatie: RKD, Den Haag.
- Aanhaling(en): Floor Claessen, 'Aan U Waarde Heer blijf ik' - een analyse van de relatie tussen G.H. Breitner en zijn beschermheer A.P. van Stolk, Kunstbeleid en Mecenaat Masterscriptie, Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit Letteren, Juni 2015, p. 69
- Op advies van zijn mecenas de heer Van Stolk had Breitner aan kunsthandelaren zijn werk laten zien; in dit citaat geeft hij achteraf verslag
- „Weet U wat ik nodig heb om een goed afgewerkt schilderij te maken? 2 jaar bij Gérome of zo'n iemand op 't atelier te werken [..] want dat is de enige manier om een goed schilder te worden. Dat gewurm, dan een aquarelletje dan een schilderijtje en eindelijk als ik daardoor zo veel verdiend heb dat ik zou kunnen studeeren ben ik te oud en te beroerd geworden.”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan zijn mecenas de heer Van Stolk, (nr. 51), c. 1884; RKD-Archief, Den Haag
- Aanhaling(en): Floor Claessen, Aan U Waarde Heer blijf ik, masterscriptie, Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit Letteren, Juni 2015, p. 59
- Breitner verweerde zich tegen het verwijt van zijn mecenas dat hij zijn losjes geschilderde schilderijen niet beheerst wilde afwerken. Nog in hetzelfde jaar zou hij in het atelier van Cormon te Parijs gaan werken
- „Wees zoo goed en meld me per omgaande, met teekening en uitleg, hoe ik een [foto]-camera kan maken. - zooals ik toen bij jou gezien heb.”
- Bron: G. H. Breitner, in zijn brief (nr. 36) aan H. van der Weele, 1883 of 1889
- Aanhaling(en): George Hendrik Breitner 1857-1923, R. Bergsma, & P.H. Hefting, Bussum 1994, p. 21
- Er zijn verschillende meningen over het jaar dat Breitner begon met foto's te maken, 1883 of 1889. Hij zou later vaak zijn foto's als startpunt/schets gebruiken voor het maken van een schilderij - soms wel twee verschillende foto's voor hetzelfde schilderij
1890 - 1923
bewerken- „Laat ik een ding vooropstellen: in mijn geval gaat het zeker niet om het maken van kopieën [..] Ik gebruik foto's als geheugensteun en als inspiratiebron. Ik zie zoveel dat ik het nauwelijks kan verwerken in mijn schetsboeken. Fotograferen is dan ook een uitkomst voor mij. Ik gebruik wel degelijk photos. Het is niet mogelijk dergelijke dingen te maken zonder hulp van photos. Hoe wil je dat ik een Amsterdamsche straat maak. Ik maak krabbeltjes in mijn schetsboek. als het kan een studie uit een raam. en een schets voor de details maar de keus. De compositie is toch van mij.”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan zijn kunsthandelaar c. 1890-95
- Aanhaling(en): G.H. Breitner : fotograaf en schilder van het Amsterdamse stadsgezicht, uitgeverij Toth 1997, p. 28-29; ISBN 90-6868-172-9
- Dit citaat illustreert heel duidelijk hoe Breitner zijn foto's inzette bij het maken van een schilderij; hij verdedigde zich hier tegen zijn kunsthandelaar, die hem verweet foto's te gebruiken als schilder
- „Bosboom heeft net zoo goed als een ander wel eens dingen afgepeuterd om aan geld te komen. daar ontsnappen maar heel weinig menschen [kunstenaars] aan [..] omdat hij als hij geen geld heeft het moet verdienen. En hij zich zal moeten inspannen. Voor iets waar hij minst voor voelt. [..] De voorbeelden zijn voor 't grijpen.”
- Bron: G. H. Breitner, brief, Amsterdam herfst 1891 aan Jan Veth; R.K.D.-Archief, Den Haag
- Aanhaling(en): Tutor1.net: Quotes of G. H. Breitner
- Ook Breitner heeft schilderijen achteraf aangepast, zoals in zijn bekende werk 'De Singelbrug bij de Paleisstraat' na zijn eerste tentoonstelling in 1896. Kort voor 1900 werd het aangepaste schilderij voor een opvallend hoge prijs verkocht
- „Vandaag ben ik op de expositie van Van Gogh geweest. Ik kan het niet helpen, maar ik vind het kunst[van Vincent van Gogh] voor Eskimo's, ik kan er niet van genieten. Ik vind het eerlijk grof en onhebbelijk, zonder de minste distinctie, en buitendien alles nog een gestolen goedje van Millet en anderen.”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan Mrs. Van der Weele, (nr. 36), 25 Dec. 1892
- Aanhaling(en): Victorine Hefting, 'Brieven van G.H. Breitner aan H.J. van der Weele', in Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 27 1976, pp. 112-172
- Tien jaar eerder hadden Van Gogh en hij nog samen in de volksbuurten van Den Haag geschetst. Breitner bezocht de grote Van Gogh-tentoonstelling in de Panorama Zaal, december 1892
- „Zaterdag avond was het een regenachtige avond. Ik heb daarvan geprofiteerd en [om] de heele avond op de Dam alles nog eens goed over te teekenen en Zondag mijn schilderij heelemaal overgeschilderd, de geele nare kleur is er heelemaal uit. Het is veel ruimer geworden, en ik geloof dat het er nu is. Toen mijn modelletje kwam, trof haar de verandering zoo erg dat het zei, hè meneer, nou is het schilderij mooi geworden. Ik zelf ben er erg mee in mijn schik, want het is geloof ik, heel goed.”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan Mrs. Van der Weele, Amsterdam, 14 juni 1893; RKD-archief, Den Haag
- Aanhaling(en): Victorine Hefting, 'Brieven van G.H. Breitner aan H.J. van der Weele', in Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 27 1976, pp. 112-172
- De Dam bij vallende avond was voor Breitner een aantrekkelijk onderwerp dat hij meerdere keren schilderde
- „Ik heb tegenwoordig een zee van modellen. Iedere vrouw die ik op straat aanspreek, vat het nogal goed op. Ik heb nog nooit zoo iets bijgewoond, anders schelden ze me altijd uit.”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan Mrs. Van der Weele, Amsterdam, 14 juni 1893; RKD-archief, Den Haag
- Aanhaling(en): Victorine Hefting, 'Brieven van G.H. Breitner aan H.J. van der Weele', in Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 27 1976, pp. 112-172
- Breitner gebruikte uitsluitend modellen van de straat omdat het karakter van vrouwen uit de burgerij volgens hem 'flauw en geestloos' was
- „Hartenstraat - 1 uur 's middags - de vlaggen werpen schaduw op de huizen / Hartenstraat - de lucht is sterk licht - huizen, links van boven verlicht - vlaggen doorschijnend”
- Bron: G. H. Breitner, 2 werk-notities van Breitner c. 1890-1895, uit zijn schetsboeken
- Aanhaling(en): J. F. Heijbroek, George Hendrik Breitner in Amsterdam, red. J. F. Heijbroek & Erik Schmitz; uitgeverij THOTH, Bussum, 2014, p. 38
- De twee notities laten Breitner de impressionist zien, voor wie het herkenbare moment van de dag een strenge eis was
- „Dat schilderij met die man, die dronken man was eerst een soep-uitdeeling, die ik gezien had, en waarvoor ik ook die studies gemaakt heb, waarover je spreekt. Ook mislukt, eenvoudig door gebrek aan doorzetten. Ik heb nog wel een teekening van gemaakt, die V. Wisselingh nogal goed vond en naderhand aan een Amerikaan heeft verkocht, en niet weet waar gebleven is”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan Jan Veth, 1901; RKD-archief Den Haag
- Aanhaling(en): Helewise Berger, Van Gogh en Breitner in Den Haag, Universiteit van Utrecht, p. 67
- Breitner maakte meerdere schetsen van de soepuitdeling op straat, in zijn Haagse tijd. Vervolgens maakte hij een aquarel ter voorbereiding op het schilderij, dat hij echter nooit heeft afgemaakt
- „Het is niet alleen de schoonheid van de stad [Amsterdam] die me raakt, maar ook de dynamiek, de levendigheid. Hier is alles in beweging, er wordt volop gebouwd, het culturele klimaat floreert. Die vitaliteit wil ik vastleggen in mijn schilderijen. Juist de grote vernieuwingen in de stad laat ik zien, de bouwplaatsen met de werklui, de bedrijvigheid, prachtig! Amsterdam past ook beter bij mijn karakter: het is net zo impulsief en explosief als ik.”
- Bron: interview na 1900; Femke Deen, De IJzeren Eeuw, het begin van het moderne Nederland, Amsterdam Museum, 2015
- Aanhaling(en): Ruimte voor Kunst en Cultuur, Tim: 'George Hendrik Breitner 1857 - 1923
- Dit citaat getuigt van de schilderjaren van Breitner waarin hij de dynamische, moderniserende stad aantrekkelijk vond voor zijn schilderen; in andere periodes was het juist de oude stad die voor hem aantrekkelijk was, zoals aan de Oude Schans
- „Het gaat me niet zozeer om deze mensen [de gewone mensen] op zich, maar om het weergeven van de eigentijdse geschiedenis, de schoonheid van onze eigen tijd. En die schoonheid zit ‘m juist in het dagelijks leven, niet alleen van het volk maar ook van de hogere kringen. Geschiedenis wil ik schilderen, maar in de breedste zin. Een markt, een kraai, een rivier, een bende soldaten onder een gloeiende zon of in de sneeuw. Dat is net zo goed geschiedenis als een schilderij van de tante en nichtjes van Spinoza die hem komen bezoeken”
- Bron: interview na 1900,
- Aanhaling(en): Femke Deen, De IJzeren Eeuw, het begin van het moderne Nederland, Amsterdam Museum, 2015
- In zijn vroegere Haagse jaren noemde Breitner zich 'peintre du peuple', later ging het hem meer om de stad en zijn dagelijkse leven dat hij wilde weergeven, met alle mensen die zich daarin bewogen
- „Mejufvrouw, In een stukje over de Tent. [tentoonstelling] in Arti zegt u dat het meerendeel van mijn inzending niet als studie bedoeld zijn. Ik weet niet wat u onder studie verstaat. Ik versta daar onder wat men direct naar de natuur schilderd om de toevallige toon kleur en lijn vast te houden. Na alles wat er van mij is. is dadelijk naar de natuur ervaren en zijn geen van allen schetsen uit het hoofd gedaan na ontvangen indrukken voor eventuelen schilderijen. Ik meende u dat te moeten zeggen omdat u er dan misschien een anderen kijk op krijgt of u vind dat ze daarom verdienstelijker zijn of niet wil ik niet beoordeelen [..] Hoogachtend uw GH Breitner”
- Bron: G. H. Breitner, brief aan kunstcritica Grada Hermina Marius, 22 Feb. 1908; original text RKD-archief, Den Haag
- Aanhaling(en): Tutor.net, 'George Hendrik Breitner'
- Dit citaat illustreert dat ook voor de oudere Breitner het licht van het moment van de dag het grote uitgangspunt bleef voor zijn schilderen; andere keren noemde hij zich wat dat betreft ook nadrukkelijk een Impressionist
- „Er was namelijk sneeuw gevallen en uit het museum had men een prachtig gezicht op een dal met een spoorweg, door wat loodsen, enz. Maar ik kon 't niet afkrijgen, en vandaag, zondag, was ik er weer heengegaan, maar toen was de sneeuw al zoo ver dat ik [er] niets meer van kon maken. Het is wel jammer. Anders had ik nog wat kunnen verkoopen misschien. [Het schilderij is in 1934 verkocht aan het Stedelijk museum Amsterdam.]”
- Bron: G. H. Breitner, brief uit Pittsburgh aan zijn vrouw Marie, 1909
- Aanhaling(en): J. F. Heijbroek, George Hendrik Breitner in Amsterdam, J. F. Heijbroek, Erik Schmitz; uitgeverij THOTH, Bussum, 2014, p. 22
- het was het museum van Pittsburgh; Breitner nam er deel aan een jury en maakte vanuit een raam aan de achterzijde van het Carnegie Institute enkele schetsen en begon aan een schilderij, dat in 1934 werd aangekocht door Stedelijk Museum, Amsterdam
Citaten over George Hendrik Breitner - chronologisch
bewerken- „Tegenwoordig ga ik nogal eens tekenen met Breitner, een jong schilder die in kennis is met Rochussen, zoals ik met [Anton] Mauve. Hij tekent heel handig en heel anders weer dan ik, en wij maken dikwijls samen typen in de volksgaarkeuken of de wachtkamer &c. Hij komt nogal eens bij mij op 't atelier om houtgravures te zien & ik bij hem ook.”
- Bron: Vincent van Gogh, Brief van Van Gogh aan zijn broer Theo 203 [174], Den Haag, 13 februari 1882.
- Aanhaling(en): Helewise Berger, Masterthesis Van Gogh en Breitner in Den Haag, Moderne Kunst Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit Utrecht, februari 2008, p. 8.
- Toen Van Gogh in Den Haag de tekenavonden in Pulchri Studio bezocht, begin 1882, ontmoette hij Breitner daar regelmatig. Van Gogh's neef Mauve (bestuurslid van Pulchri) stond hem toe om deel te nemen aan de tekenlessen die eigenlijk uitsluitend voor leden bedoeld waren
- „..onzinnig is de landschapskladderij van de Heer Breitner. Ik ben niet zeker of het stuk van de Heer Breitner geen stads-of-dorpsgezicht is, of geen samengroepering van menschen. Een massa blauw boven doet mij in allen geval aan buitenlucht denken. Zijn die Heeren misschien door de een of andere Academie uitgezonden om het impressionisme belachelijk te maken?”
- Bron: Alberdingk Thijm, zijn recensie over de collectie van Taco Mesdag in 'Het Groene Weekblad', 1884
- Aanhaling(en): Adriaan Venema, G.H. Breitner, 1857-1923 – uitgeverij Wereldvenster , Bussum 1981, ISBN 9789029399029, p. 119
- Ook andere kunstrecensenten schreven in de jaren 1880-90 vaak kritisch over de schetsmatige, vlotte manier van schilderen van Breitner en verwante schilders
- „Zie de heerlijke harmonie van emotionele kleuren, dat warme wit, dat vette metaalgrijs; met noten donkerblauw en sombergeel; die gereflecteerde-donkere, gloeiende omgeving met hier en daar een matte lichtveeg [..] op de tentoonstellingen waar het geweest is werd het onbegrepen - in een hoek of te hoog gehangen.”
- Bron: Willem Witsen, in zijn recensie 'Expositie Van Wisselingh in Arti te Amsterdam', De Nieuwe Gids 3 (1885) 5, dl.2, p. 301
- Aanhaling(en): DBNL, De Nieuwe Gids Jaargang 3, 1888, p. 298
- Willem Witsen beschreef zo het schilderij van Breitner 'Het paard van Montmartre', gemaakt c. 1884
- „Breitner [..] stelt twee stukken ten toon. Als ge eenige oogenblikken met ingenomenheid voor J. Haverman’s meisjesportret verwijld hebt, en ge keert u plotseling om, dan is het of het detachement ruiterij van Breitner zóo op u aan komt draven, zóoveel leven zit er in de voorstelling. Doch met dien eersten indruk moet ge u tevreden stellen. Een nader onderzoek staat het werk niet door; dan blijken de paarden misteekend, de ruiters idem, meer vlekken dan menschelijke gedaanten. Breitner schiet, door overdrijving eener goede richting, die streeft naar het geven van een indruk vol eenheid en kracht, het doel voorbij en vervalt in de afdwalingen van het impressionisme. En deze kavalleristen zijn nog heilig bij een ander schilderijtje, dat Breitner naar Antwerpen zond.”
- Bron: Het Vaderland, 21 mei 1885, 'De Wereldtentoonstelling te Antwerpen VI.'
- Aanhaling(en): P. H. Hefting G.H. Breitner in zijn Haagse tijd, Utrecht 1970
- „Ik herinner mij dat een van de vrienden ons voor een eerste schilderij van Breitner sleepte. [..] in Arti: het leek of het ons tegemoet sprong toen we binnen kwamen: een brug, het felle wit van een slagersschort, vlammend oranje van sinaasappels [..] Het sprak tot me, onmiddellijk; wat het zei wist ik niet, maar ik wist dat ik het verstond.”
- Bron: Albert Verwey, artikel, c. 1891
- Aanhaling(en): Benno Tempel, 'Voorsteden en Achterbuurten' in Rumoer in de stad – De schilders van Tachtig, Gemeentemuseum Den Haag / WBooks 2017, p. 48; ISBN 9789462582071
- Albert Verwey bezocht in 1888 een tentoonstelling van het Willink-van Collen-fonds in het gebouw van Arti et Amicitiea, aan het Rokin te Amsterdam, met als thema 'Stadsgezicht'
- „Ik heb daarnet een schilderij van Breitner gezien, voorstellende een winter met paarden, het ziet er prachtig uit. Zoo zelfs dat ik geen lust meer had om verder te wandelen en maar naar huis ben gegaan. Ik dacht ik schei er mee uit, tegen zulk werk kun je toch niet op schilderen [..] Ik krijg van zijn werk altijd een opdonder, als iemand die ineens iets begrijpt dat heel eenvoudig was, en daar uit stommiteit niet om gedacht heeft”
- Bron: Isaac Israëls, brief ui Amsterdam 1892, aan Arij Prins
- Aanhaling(en): Amsterdam.nl, 'Breitner: bezeten schilder van de stad'
- Israëls zag Breitner's schilderij 'Sleperspaarden in de sneeuw', in de etalage van kunsthandel Groesbeek in de Kalverstraat te Amsterdam; de twee schilders volgden elkaars werk
- „Op de Dam stonden we soms lang te wachten tot de paarden die hij hebben moest, vier schimmels, weer van de Haarlemmerdijk kwamen aanrijden. Dan maakte hij krabbels en ik hielp hem om de nieuwsgierigheid af te leiden. Soms had ik wel bezwaar in zoo'n tocht, als het hard woei of regende, maar dan was hij in zijn element: 'Maar kerel, zie je dan niet hoe mooi of het is'.”
- Bron: J.F.L. de Balbian Verster, c 1920
- Aanhaling(en): Studio 2000, 'George Hendrik Breitner'
- J.F.L. de Balbian Verster woonde in de Warmoestraat, met uitzicht vanaf de achterkant op het Damrak. Hier maakte Breitner diverse schilderijen van Damrak water en boten. Enkele jaren lang trokken de twee bijna dagelijks met elkaar op
- „Hoe kon hij foeteren over het verdwijnen van de trampaarden, die vervangen werden door 'die lelijke, zielloze doozen', zoals hij de eerste electrische wagens noemde.”
- Bron: J.F.L. de Balbian Verster, c 1920
- Aanhaling(en): J. F. Heijbroek, George Hendrik Breitner in Amsterdam, red. J. F. Heijbroek, Erik Schmitz; uitgeverij THOTH, Bussum, 2014, p. 32
- Paarden schilderde Breitner al vanaf zijn vroege schildertijd in Den Haag; ze hebben hem daarna nooit meer losgelaten
- „Na Frans Hals is Breitner de meest verwonderlijke hanteerder van den schilderborstel, dien wij gehad hebben. Hals zocht in de kleur nooit het diepere, behoefde nooit het diepere te zoeken, [..] Evenzoo Breitner: zijn diepe toon liep hem zoo gemakkelijk uit de hand, dat hij nooit een gedachte behoefde te wijden aan het dieper gelegene — en in zijn beste jaren beschikte hij evenzoo over een nooit falende zekerheid.”
- Bron: G.H. Marius, c. 1906 De Hollandsche Schilderkunst in de 19e eeuw, Martinus Nijhoff, Den Haag, 1920, p. 196
- Aanhaling(en): Studio 2000, 'George Hendrik Breitner'
- Toch had dezelfde mevr. Marius later ook kritiek op zijn losse schilderwijze, waartegen Breitner in een brief in verweer ging
Galerij van werken
bewerken-
Breitner, c. 1881-83: 'Rustende cavalerie op een plein', aquarel op papier
-
Breitner, c. 1888: 'Liggend naakt', olieverfschilderij
-
Breitner, c. 1889-1894: foto van bovenaf van de brug bij de Paleisstraat, Amsterdam
-
Breitner, 1893: Sleperspaarden in de sneeuw (op de Prinsengracht, Amsterdam, olieverfschilderij
-
Breitner, 1894: 'Meisje in rode kimono', olieverfschilderij
-
Breitner, 1897-98: 'Singelbrug bij de Paleisstraat te Amsterdam', olieverf op linnen
-
Breitner, c. 1898: 'Schafttijd in de bouwput aan de Van Diemenstraat, Amsterdam', olieverfschilderij
-
Breitner, c. 1901: 'Winter in Amsterdam', olieverf op linnen