Barend Cornelis Koekkoek

Nederlands kunstschilder (1803-1862)

Barend Cornelis Koekkoek (11 oktober, 1803 – 5 april, 1862) was een Nederlands romantisch landschapsschilder. Hij woonde en werkte voornamelijk in Kleef.

C.B. Koekkoek: Zelfportret, tekening op papier
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
BP pagina in Biografisch portaal
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Citaten van Barend Cornelis Koekkoek - chronologisch bewerken

  • „Zij [de natuur] alleen schenkt u die bij eene aandachtige beschouwing harer majesteit en grootheid [..] Spreidt zij geene prachttaferelen voor uw oog ten toon, die onmogelijk een ander u zou kunnen beschrijven? [..] Gaat naar buiten, en gij zult uwe gevoelige ziel met eenen rijkdom van schoone denkbeelden verrijken, die gij naderhand op uwe kamer op het doek of paneel kunt trachten te verwezenlijken.”
  • Bron: Barend Cornelis Koekkoek, in: Herinneringen aan en Mededeelingen van eenen Landschapschilder, 1841 - (nadruk Interbook International B.V. Schiedam, 1982 ISBN 90-63-97-033-3
  • Aanhaling(en): Simonis en Bunk, Andreas Schelfhout Onsterfelijk schoon, p. 35
  • Dit citaat van Koekkoek verwoordt treffend zijn romantische verhouding tot de natuur; een reden ook waarom hij naar Kleef verhuisde
  • „De natuur is de volmaakste schilderij, daarom moeten wij zoveel studiën naar haar maken als mogelijk is [..] in de natuur kunnen wij niet dwalen: alles in haar is waar! En de waarheid moet steeds den kunstenaar een heilige pligt zijn. Als hij rusteloos en verstandig de natuur bestudeert, zal hij den aanschouwer in zijne werkplaats op het doek of paneel eene bevallige leugen doen geloven.”
  • Bron: Barend Cornelis Koekkoek, in: Herinneringen aan en Mededeelingen van eenen Landschapschilder, 1841, p. 231
  • Aanhaling(en): C.J. De Bruyn Kops,, 'De Hollandse Jaren Van Barend Cornelis Koekkoek', in Bulletin Van Het Rijksmuseum, Vol. 11, no. 2, 1963, p. 42
  • Koekkoek's doel is om het schilderij een 'bevallige leugen' te doen zijn, waar hij dan ook rond voor uit komt.
  • „Wilt gij zien wat er van een vlak, eenvoudig landelijk tafereel, als hetzelfde den stempel der natuur, het merk der waarheid draagt, schoons en bevalligs kan gemaakt worden? Beschouwt dan de werken van onzen grooten Schelfhout. Daarin zult gij de eenvoudige natuur op het sierlijkst, maar tevens met eene getrouwheid en waarheid, wat alleen een Schelfhout vermag, voorgesteld vinden.”
  • Bron: Barend Cornelis Koekkoek, in: Herinneringen aan en Mededeelingen van eenen Landschapschilder, 1841
  • Aanhaling(en): Simonis en Bunk, Andreas Schelfhout Onsterfelijk schoon, p. 29
  • Schelfhout richtte zich met name op het vlakke Hollandse land in zijn vele ijs- en schaatsstukjes, waar Koekkoek het heuvelland rond Kleef als zijn belangrijke schildermotief vond
  • „..ook zal ik een groot gedeelte van deze zomer van huis moeten zijn, en mij in het Triersche en Luxemburgsche met het vervaardigen van eenige schilderijen voor Z.M. den Koning der Nederlanden [ Koning Willem II ] moeten bezig houden, zoodat de jonge schilders in dien tijd niets van mij kunnen profiteeren.”
  • Bron: Barend Cornelis Koekkoek, brief 12 juni 1845 aan een vriend; Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van de autografencollectie Schimmelpenninck van der Oye (1327-1918) [0286], inv. nr. 241
  • Aanhaling(en): Asker Pelgrom, Het pittoreske tussen privé en politiek, B.C. Koekkoeks Luxemburgse landschappen voor Willem II, p. 6
  • Koekkoek doelt hierbij in zijn brief op de vele leerlingen die hem juist in de populaire zomertijd moesten missen; Koning Willem II heeft Koekkoek in totaal 9 opdrachten gegeven voor te maken landschapschilderijen
  • „..ten einde Hoogstdeszelven [Koning Willem II] aan te bieden de schetzen van zijne [Koekkoek's] werkzaamheden in het Groot Hertogdom Luxemburg.”
  • Bron: Barend Cornelis Koekkoek, brief 23 december 1845, aan de adjudant van Koning Willem II; 23 RPK, Collectie Kunstenaarsbrieven 24 KHA, A-40, VIII-125, 109 recto en verso
  • Aanhaling(en): Asker Pelgrom, Het pittoreske tussen privé en politiek, B.C. Koekkoeks Luxemburgse landschappen voor Willem II, p. 7
  • De tekeningen van o.a. de ruïnes van Fels en Vianden, van Beaufort en andere locaties moeten bedoeld zijn geweest om de koning een keuze te bieden voor later te maken schilderijen. Al enkele dagen later presenteerde Koekkoek aan Willem II een: ' Nota der gevraagde prijzen voor de hier onder gemelde schilderijen, met inbegrip der kosten voor dezelve lijsten, door den ondergetekenden te schilderen '
  • „..mij dezen morgen bij zich heeft doen ontbieden, en mij persoonlijk zijne hooge tevredenheid [..] in de vleiendste bewoordingen heeft betuigd [Koning Willem II].”

Citaten - ongedateerd bewerken

  • „..[Mijn werk] is immers niet zozeer realistisch, maar combineert elementen uit de werkelijkheid tot voorstellingen die een stemming van aangename beschouwelijkheid oproepen. // [Mijn kunst] berustte op een selectie van fraaie elementen die in het kunstwerk worden samengevoegd tot een geheel dat in de werkelijkheid niet zo bestaat.”
  • Bron: Barend Cornelis Koekkoek,
  • Aanhaling(en): W.E. Krul, Geluk in de negentiende eeuw, red. L. Jensen, & L. Kuitert; Bert Bakker, Amsterdam, 2009 p. 139 / p. 149
  • Beide citaten van Koekkoek beschrijven zijn losse verhouding tot de waargenomen werkelijkheid van het landschap; waarop echter de 9 opdrachten van Koning Willem II een grote uitzondering vormden

Citaten over Barend Cornelis Koekkoek bewerken

  • „..het is een meesterstuk [groot schilderij van Koekkoek: 'Boschgezicht' uit 1839], een welgelukte stoute onderneming om op die schaal met die uitvoerigheid zooiets voor te stellen.”
  • Bron: Willem Roelofs, brief aan zijn ouders, augustus 1840
  • Aanhaling(en): Marjan van Heteren, in Willem Roelofs 1822-1897 De Adem der natuur, ed. Marjan van Heteren & Robert-Jan te Rijdt; Thoth, Bussum 2006, p. 23 ISBN 978 90 6868 4322
  • Dit citaat is van de nog jonge Willem Roelofs die met beide benen nog in het romantische schilderen stond
  • „Koekkoek begon het doek op te zetten in een egale tint: karmijn, zeeblauw en dan, als hij die afmaakt, zet hij de tint neer die hij het ijs wil geven [..] Daarna plaatst hij daarop de details van de sneeuw, de sporen die de schaatsenrijders hebben gemaakt, de barsten in het ijs, de takken van de bomen, de stenen: daarna volgen de reflecties van de figuren, huizen, bomen e.d. Ook plaatste men (sic) vaak op de voorgrond grote blokken ijs en daarbij in de buurt een wak, waaruit water geput kan worden.”
  • Bron: Felix Bovie, c. 1850; in Langs velden en wegen. De verbeelding van het landschap in de 18de en 19de eeuw, W. Loos, R.J. te Rijdt, M. van Heteren, Blaricum 1997 (tent.cat.) Amsterdam (Rijksmuseum, Amsterdam)
  • Aanhaling(en): Arsine Nazarian, in Van IJs naar Sneeuw - De ontwikkeling van het wintergezicht in de 19de eeuw, thesis, juli 2008, Utrecht University, p. 55 (student no: 0360953)
  • De Belgische schilder Felix Bovie was een leerling van Koekkoek en beschreef hoe zijn meester het onnodig vond om een tekening te maken van de voorstelling die hij wilde schilderen. Hij begon liever direct een compositie te schetsen op het doek of paneel

Externe link bewerken

Galerij van werken bewerken