Andreas Schelfhout

Nederlands kunstschilder

Andreas Schelfhout (Den Haag, 16 februari 1787 – aldaar, 19 april 1870) was een Nederlands romantisch landschapsschilder, etser en lithograaf; bekend van zijn vele ijslandschappen en schaatstaferelen..

een portret in prent van Andreas Schelfhout, circa 1854
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
BP 05957881 pagina in Biografisch portaal
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Citaten van Andreas Schelfhout - chronologisch bewerken

  • Jonge Bart [van Hove], je mot liever huize schilderen, leg je liever toe op stadsgezigtjes.”
  • Bron: Andreas Schelfhout, opmerking c. 1814, in Van IJs naar Sneeuw - De ontwikkeling van het wintergezicht in de 19de eeuw, Arsine Nazarian, juli 2008 Utrecht, student-nr: 03609533.8
  • Aanhaling(en): Bart, leg je liever toe op stadsgezigjes, Historiek, 4 november 2011
  • van Hove volgde de raad van zijn 4 jaar oudere neef op; in zijn latere leven schilderde hij honderden stadsgezichten
  • „Vrolijk en opgeruimt, ben ik weder met reuze schreden begonnen aan het tweede schilderij van de Heer Twent.”
  • Bron: Andreas Schelfhout, brief aan een onbekende vriend, 21 februari 1823
  • Aanhaling(en): Cyp Quarles van Ufford, in Andreas Schelfhout - landschapschilder in Den Haag, Primavera Pers, Leiden, p. 74; ISBN 978-90-5997-066-3
  • Citaat van Schelfhout betreft zijn schilderij van het Wassenaarse landgoed Raaphorst - toen in bezit van Abraham Jacob Twent -, die het in twee grote schilderijen door Schelfhout wilde laten vereeuwigen
  • „Hierbij 3 teekeningen die ik voor UE. Vervaardigd hebt, het zal mij genoegelijk zijn, indien dezelve aan uwe verwachting en aan het [doel], waar voor zie dienen moeten, zullen beantwoorden. De 2 landschapjes zijn gedachten, maar het gene dat het maanlicht voorsteld, is het kasteel te Doorenwaart in Gelderland. Ik heb ook van dat zelve onderwerp een schilderij geschilderd waar van ik veel genoege gehad heb te Amsterdam (aangekocht door A. B. Roothaan aldaar).”
  • Bron: Andreas Schelfhout, brief aan zijn opdrachtgever Johannes Immerzeel, 2 december 1823
  • Aanhaling(en): Cyp Quarles van Ufford, in Andreas Schelfhout - landschapschilder in Den Haag, Primavera Pers, Leiden, p. 49; ISBN 978-90-5997-066-3
  • Het citaat illustreert Schelfhout's toenmalige werkwijze in geval van een opdracht die hij ontving voor een te maken schilderij; de klant kreeg schetsen toegestuurd, ter goedkeuring
  • „..op de hoogte waar ik stond, want de zee had reeds duinen weggespoeld en stond tot aan het dorp [Scheveningen], was het gezigt verschrikkelijk; het gejammer der bewoners akelig..”
  • Bron: Andreas Schelfhout, brief aan zijn opdrachtgever Johannes Immerzeel, 10 februari 1825; Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, inv. Nr: 133 C12, nr. 4
  • Aanhaling(en): Aernout Hagen, 'Zeestukken in Panorama Mesdag, Den Haag - Storm en stilte', Kunstkrant, januari/februari 2019
  • Schelfhout schreef verder dat hij na thuiskomst direct een schets maakte die hem niet beviel: '..doch die schets voldoet zo weinig, aan het geen men terplaatse zelve zag[..] [dus] zal het nodig zijn dat ik [mij] nog een andere maal naar Scheveningen begeeft en die punten waar het water het meest gewoeld heeft afteschetsen..
  • „..en daar wij nu in het Zomer leeven zijn heb ik geen truk [truc] van mij de Winter zoo danig voor den geest te halen dat ik in staat zoude zijn er een te kunnen schilderen [..] en gij zou den gedult moeten nemen tot aanstaande winter.”
  • Bron: Andreas Schelfhout, brief aan zijn opdrachtgever Johannes Immerzeel juni 1832; catalogus Andreas Schelfhout. Onsterfelijk schoon. De landschappen van Andreas Schelfhout (1787-1870) en zijn leerlingen, Simonis & Buunk Kunsthandel, Ede 2005, p. 17
  • Aanhaling(en): Arsine Nazarian, Van IJs naar Sneeuw - De ontwikkeling van het wintergezicht in de 19de eeuw., juli 2008, Utrecht, p. 40
  • Het lijkt erop dat Schelfhout vooral in de winter en het voorjaar zijn wintergezichten schilderde; dit citaat is zijn reactie op een bestelling van een Winterlandschapje door zijn opdrachtgever in juni

Citaten over Andreas Schelfhout - chronologisch bewerken

Voor 1900 bewerken

  • Johan, ik ben recht verblijdt met u dat uw schilderstukje zo naar genoegen is uitgevallen en dat mijnheer Schelfhout ook over uw werk tevreden was. Het is mij een grote vreugde. Nu Jan lief, ik feliciteer u er mee en ik verheug mij zeer dat na lang tobben en verlangen [..] en door Gods hulp, [u] nu op een zo gelukkige en goede bestemming voor uwe keus tot het schilderen bent gekomen. Men mag nu wel met recht zeggen: u bent op de hogeschool.”
  • „Wilt gij zien wat er van een vlak, eenvoudig landelijk tafereel, als hetzelfde den stempel der natuur, het merk der waarheid draagt, schoons en bevalligs kan gemaakt worden? Beschouwt dan de werken van onzen grooten Schelfhout. Daarin zult gij de eenvoudige natuur op het sierlijkst, maar tevens met eene getrouwheid en waarheid, wat alleen een Schelfhout vermag, voorgesteld vinden.”
  • Bron: Barend Cornelis Koekkoek, in: Herinneringen aan en Mededeelingen van eenen Landschapschilder, 1841
  • Aanhaling(en): Simonis en Bunk, Andreas Schelfhout Onsterfelijk schoon, p. 29
  • Schelfhout richtte zich met name op het vlakke Hollandse land in zijn vele ijs- en schaats-stukjes, waar Koekkoek het heuvelland rond Kleef als zijn belangrijke schildermotief vond
  • „Deeze [zijn neef, Schelfhout], welke zig reeds geoefend had, begon met het schilderen van het Bosch, waar in hij zoo voldeed, dat hij twee guldens per dag verdiende, en ik begon onze meester te helpen aan 't paleis om lijnen te slaan en te trekken. Ik kreeg ambitsie in het toneel schilderen en oeffende mij met Schelfhout in het teekenen naar de natuur.”
  • Bron: Bartholomeus Johannes van Hove, in Geestelijk Testament of fragment daarvan van de Haagsche Kunstschilder Bartholomeus Johannes van Hove: 1790-1880, n.b. 17 jaren voor zijn dood, Den Haag 1863
  • Aanhaling(en): C. Quarles van Ufford, Andreas Schelfhout (1787-1870) landschapschilder in Den Haag, Primavera Pers, 2009, p. 30
  • Beide schilders (en neef van elkaar) - Van Hove en Schelfhout - waren leerling bij de Haagse toneeldecor-schilder Breckenheimers. Deze stimuleerde Schelfhout en zijn neef tot het bestuderen van de zeventiende-eeuwse meesters en het schetsen naar de natuur
  • „Tot meer dan tachtig jaar, behield zijn oog de kracht / Zijn hand de vaardigheid, om ons Natuur te malen [schilderen]. / In 't diep-gevoelde schoon van al haar kleurenpracht / Langs veld en beemd en Bosch, op heuv'len en in dalen..”
  • Bron: dr. Wap, rouwdicht 'Waardering', Het Dagblad, 1870
  • Aanhaling(en): Julia Ebenau, 'Schelfhoutjes' in rijksmusea en Teylers Museum', Cursus: Kun-OWG1: Beeldende Kunst B, p. 5
  • Citaat is de eerste helft van een zeer lovend kort rouwdicht, gepubliceerd na het overlijden van Schelfhout
  • „Nuijen [..] werd op zijne beurt weer de [op]wekker van zijn meester. Schelfhout was tegen 1830 in ene zekere doodse, vale, groene, kleur vervallen, en Nuyen, wien de zon van het opkomend romantisme uit Frankrijk in de ogen geglansd had, was een der eersten in ons land, die daar een kijkje ging nemen [..] In 1833 werd het voor Schelfhout ene reden, om ene reis naar Parijs te maken, met dit gevolg, dat Schelfhout's talent van dit ogenblik het élan nam [..] Niet alleen dat hij vrijer de vleugels uitsloeg, maar ook zijne onderwerpen waren op ander gebied overgebracht.”
  • Bron: 'Kunstkronijk', 1871, p. 40
  • Aanhaling(en): C. Quarles van Ufford, Andreas Schelfhout (1787-1870) landschapschilder in Den Haag, Primavera Pers, 2009, p. 94
  • Schelfhout reisde in 1833 naar Frankrijk; zijn leerling en latere schoonzoon Wijnand Nuijen heeft hem daar waarschijnlijk toe geïnspireerd door de verhalen over zijn eigen reizen naar Frankrijk

Na 1900 bewerken

  • „En zoo het waar is, dat Schelfhout zijn succes-stukjes in 't oneindige wijzigde, herhaalde en copieerde, zoo dat eindelijk het eerste voelen, het spontane zien onderging in een schilderen naar recepten en het dat pommade-achtige verkreeg, dat ons zoo vaak in dezen overigens knappen en in menig opzicht oorspronkelijken schilder tegenstaat, zo is het ook waar, dat zijn eerste werk menigmaal treft door de oorspronkelijk geziene, kleurige lucht, door de reflectie daarvan in het koude blauw van de ijsvlakte, zij het, dat het gladde, onwezenlijke der behandeling ons tot een gemengde waardeering leidt.”
  • Bron: G. H. Marius, De Hollandsche Schilderkunst in de 19e eeuw, Martinus Nijhoff, s-Gravenhage, 1903, p. 142
  • Aanhaling(en): Arsine Nazarian, Van IJs naar Sneeuw - De ontwikkeling van het wintergezicht in de 19de eeuw, juli 2008, Universiteit Utrecht, p. 43
  • Mevrouw Marius herwaardeerde de vroege schilderkunst van Schelfhout - min of meer gezien vanuit het perspectief van de Haagse School schilders
  • „..dat Leickert [..] niet veel verder kwam dan tot een handig pasticheeren van Schelfhoutjes..”
  • Bron: G. H. Marius, De Hollandsche Schilderkunst in de 19e eeuw, Martinus Nijhoff, s-Gravenhage, 1903, p. 144
  • Aanhaling(en): Arsine Nazarian, Van IJs naar Sneeuw - De ontwikkeling van het wintergezicht in de 19de eeuw, juli 2008, Universiteit Utrecht, p. 49
  • Het citaat van mevrouw Marius illustreert goed hoe in kunstkringen circa 1890 enigszins denigrerend gepraat werd over de winterlandschapjes van Schelfhout als 'Schelfhoutjes', die hij dan ook later in zijn leven in grote aantallen op bestelling produceerde

Externe link bewerken

Galerij van werken bewerken